direct naar inhoud van 2.5 Waarden van het plangebied e.o.
Plan: Achtersloot 180 IJsselstein
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0353.201110Asloot180-On01

2.5 Waarden van het plangebied e.o.

2.5.1 Natuur en landschap

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de Ecologische HoofdStructuur (EHS), Natura 2000-gebieden zoals Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en beschermde natuurmonumenten (in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998) en (zeer) kwetsbare gebieden in het kader van de Wet ammoniak en veehouderij (Wav). Het plan heeft dan ook geen nadelige consequenties voor de natuur-en landschappelijke waarden van deze gebieden.

2.5.2 Flora en fauna

In april 2002 is de Flora- en faunawet (Ff) in werking getreden. In deze wet zijn de onderdelen uit de Europese Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn die de bescherming van soorten betreft geïmplementeerd. Op basis van de Ff-wet moet bij alle geplande ruimtelijke ingrepen nagegaan worden of er schade wordt toegebracht aan beschermde dier- en plantensoorten. In de artikelen 8 t/m 12 van de Ff-wet is vastgelegd welke handelingen ten aanzien van beschermde soorten verboden zijn. Bij ontwikkelingen waarbij een schadelijk effect optreedt voor beschermde soorten is een ontheffing nodig op grond van artikel 75 Ff. Bij de ontheffingverlening geldt voor bepaalde soorten een lichte toets en voor andere soorten een uitgebreide toets.

De beschermde soorten kunnen worden verdeeld in:

  • strengbeschermde soorten
  • overige beschermde soorten
  • algemeen beschermde soorten

Strengbeschermde soorten

Het betreft hier Rode lijst-soorten (bijlage IV Habitatrichtlijn), alle vogelsoorten in Nederland (behalve exoten) en inheemse plant-en diersoorten die genoemd zijn in bijlage 1 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten/tabel 3 van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet.Aantasting van strengbeschermde soorten is alleen mogelijk na ontheffing ex art. 75 Ff. Hiervoor geldt de zogenaamde uitgebreide toets. Dat wil zeggen dat ontheffing alleen wordt verleend als:

  • er geen alternatief is voor de geplande activiteit
  • er sprake is van een in of bij de wet genoemd belang1
  • activiteit niet leidt tot aantasting van de gunstige staat van instandhouding van de soort

Overige beschermde soorten

Het betreft hier de soorten die genoemd zijn in tabel 2 van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet. Aantasting van deze soorten is alleen mogelijk na ontheffing, doch hier geldt slechts een lichte toets. Ontheffing is mogelijk indien de activiteit niet leidt tot aantasting van de gunstige staat van instandhouding van de soort2 .

Algemeen beschermde soorten

Het betreft hier de soorten die genoemd zijn in tabel 1 van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet. Als een initiatiefnemer activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud, bestendig gebruik of een ruimtelijke ontwikkeling, geldt een algemene vrijstelling voor de soorten uit tabel 1. Wel blijft te allen tijde de algemene zorgplicht uit art. 2 Ff op de initiatiefnemer rusten. Voor andere activiteiten dan hierboven genoemd, blijft wel ontheffing noodzakelijk. Hiervoor geldt de lichte toets.

Quickscan flora en fauna

Het plangebied is op dit moment bebouwd en in gebruik voor agrarische doeleinden. Water is binnen het plangebied niet aanwezig. Door het bestaande gebruik van het plangebied – en de verstoring die hierdoor plaatsvindt (verkeer, menselijke/bedrijfsmatige activiteiten) - alsmede door de aard en inrichting van het plangebied, vormt het plangebied geen geschikte biotoop voor vaatplanten, amfibieën en reptielen. Zoals op onderstaande luchtfoto is te zien beslaat de te slopen stal met bijbehorende erfverharding een zeer groot deel van het perceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.201110Asloot180-On01_0007.jpg"

Men kan verwachten dat vleermuizen wel gebruik maken van de bedrijfsgebouwen.

Uit onderzoek ter plaatse is onderzocht of er vleermuizen gebruik maken van de ruimten onder de dakranden van de te slopen stal om nesten te bouwen. Dit blijkt niet het geval te zijn. Verder zijn er ook geen aanwijzingen gevonden voor het voorkomen van vleermuizen in de spouwmuren en onder het dakbeschot.

Desalniettemin is onderzocht welke dier- en plantensoorten (al dan niet beschermd) zijn waargenomen in een heel kalenderjaar (17 juni 2010 t/m 17 juni 2011) in het gebied rondom de Achtersloot 180 (IJsselstein-Polderbroek). Het onderzochte gebied is onderstaand weergegeven, alsmede de gehele lijst met waargenomen soorten. Per soort is tevens de exacte locatie onderzocht. Hieruit blijkt dat op het perceel Achtersloot 180 geen soorten zijn waargenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.201110Asloot180-On01_0008.jpg"

Aangetroffen soorten:

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.201110Asloot180-On01_0009.jpg"

Op 3 oktober 2011 is een aanvullend ecologisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit is het volgende gebleken:

"Er zijn tijdens het veldbezoek geen beschermde soorten waargenomen. Verschillende soorten kleine zoogdieren kunnen hier voorkomen en er broeden mogelijk vogels. Vleermuizen hebben er geen vaste verblijfplaatsen.

Consequenties:

Broedende vogels mogen niet worden verstoord. We adviseren buiten het broedseizoen (maart-augustus) te slopen of, als het binnen deze periode wordt uitgevoerd, het werkterrein door een deskundige te laten controleren op nesten."

Het integrale rapport is als bijlage bij de planstukken gevoegd.

2.5.3 Cultuurhistorie en archeologie

Nota Belvedère

In het kader van de Nota Belvedere is een aantal cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden en steden in Nederland geselecteerd. Deze gebieden en steden worden gekenmerkt doot het feit dat er naar verhouding tot andere gebieden en steden veel cultuurhistorische waarden in onderlinge samenhang en-of waarden van bijzondere betekenis aanwezig zijn.

Het plangebied is gelegen aan de rand van het Belvedere/gebied Lopikerwaard, zoals uit onderstaande kaart valt op te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.201110Asloot180-On01_0010.jpg"

De Krimpener en Lopikerwaard vormen wat landschap en schaal betreft een duidelijk door de Hollandsche IJssel en de Lek begrensd geheel. De bodem bestaat voornamelijk uit veen. De waarden vormen het grootst aaneengesloten veenweidegebied van Nederland. Resten van bewoning zijn hier aanwezig of te verwachten vanaf het Neolithicum. De donken waren belangrijke vestigingsplaatsen. Oude, onder veen en klei begraven riviersystemen herbergen zeer goed bewaarde resten uit het Neolithicum en de bronstijd. De kennis daarvan is door de relatief diepe ligging nog beperkt. De karakteristieke lange en smalle kavels zijn typerend voor de cope-ontginningen van het veen. De wat hoger gelegen, stevigere grond langs de Hollandsche IJssel diende als uitgangspunt voor de lange kavels en het rationele slotenstelsel, dat loodrecht op de rivier lag en het veenmoeras ontwaterde. De rivierdijken, de Vlist en de later gegraven weteringen dienden als basis voor de ontginning. Op de kop van de kavels werden boerderijen gebouwd, meestal op huisterpen. Zij vormen met elkaar zeer karakteristieke lange bebouwingslinten. In de Lopikerwaard is sprake van slechts enkele linten en een zeer stelselmatig slotenpatroon. Het centrale deel van de waard werd het laatst ontgonnen. Het veen was te kleiig om geëxploiteerd te worden; vervening heeft hierdoor nauwelijks plaatsgevonden. De archeologische component van de laatmiddeleeuwse ontginning bestaat vooral uit reeksen huisterpen die voor een groot deel aan de lintbebouwing gekoppeld zijn, maar ook als verlaten nederzettingen aanwezig zijn. Karakteristiek voor dit landschap zijn de vaak lange, rechte tiendwegen. Om het water uit ontgonnen gebied te weren werden landscheidingskaden aangelegd, waarop later vaak een weg kwam te liggen.

Door de beëindiging van het agrarische bedrijf aan de Achtersloot 180, de sloop van alle vrijgekomen bedrijfsgebouwen en de realisatie van een nieuwe woning, zal de karakteristiek van de Lopikerwaard niet wezenlijk worden aangetast. Het kenmerkende rationele slotenstelsel zal geheel intact blijven. De situering van de nieuwe woning is zodanig dat er ook sprake is van een bebouwingslint.

Archeologie

Het provinciaal beleid voor de archeologische monumentenzorg is er in de eerste plaats op gericht waardevolle archeologische vindplaatsen te behouden in de bodem (in situ). Archeologisch onderzoek wordt in principe geadviseerd bij ruimtelijke plannen, indien bodemingrepen plaats vinden in ongeroerde grond op plaatsen met een vastgestelde archeologische waarde volgens de Archeologische Monumentenkaart (AMK) of met een (middel)hoge verwachtingswaarde volgens de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW).

Onderstaand is de uitsnede weergegeven van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente IJsselstein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.201110Asloot180-On01_0011.jpg"

In dit gebied, dat wordt aangeduid als gebied met hoge archeologische verwachtingswaarden, kunnen zich resten uit het Neolithicum, Bronstijd, IJzertijd en/of de Romeinsetijd op rivierafzettingen ondieper dan -1,5 m NAP bevinden, alsmede resten uit de Middeleeuwen direct onder de bouwvoor.

Behoud in huidige staat van eventuele resten is van belang, zodat er geen bodemingrepen dieper dan de huidige bouwvoor zijn toegestaan. Bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening dient vroegtijdig archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden en dient ernaar gestreefd te worden dat terreinen met archeologische waarden ingepast worden.

De archeologische (verwachtings-)waarde van het plangebied dient in beginsel te worden onderzocht door middel van archeologisch vóóronderzoek.

In september 2011 heeft ADC ArcheoProjecten een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het plangebied. In het plangebied zal de bestaande bebouwing gesloopt worden en vervolgens nieuwbouw plaatsvinden. Uit het onderoek wordt de volgende conclusie getrokken:

"Op basis van de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente IJsselstein en het uitgevoerde Plan van Aanpak (PvA) werden in het plangebied archeologische resten vanaf het Neolithicum verwacht op of in de oeverafzettingen van de Lampinse meandergordel. Het beddingzand van deze stroomgordel wordt verwacht op een diepte van ca. 1,5 m beneden het maaiveld. Aan en direct onder het maaiveld kunnen archeologische resten voorkomen uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd, gezien de ligging van het plangebied langs een laatmiddeleeuwse ontginningsbasis.

Teneinde deze verwachting te toetsen werd in het plangebied een verkennend en karterend booronderzoek uitgevoerd. Op basis van het veldonderzoek is gebleken dat de landschappelijke situatie iets anders was dan werd verwacht. In de diepere ondergrond zijn, vanaf 200 cm –mv, de beddingafzettingen van de Lampinse meandergordel aangeboord. Deze werden afgedekt door zandige oeverafzettingen van dezelfde meandergordel. Met name de top van de oeverafzettingen vertoonden geen aanwijzingen voor bodemvorming; de kans wordt dus klein geacht dat in dit niveau archeologische resten aanwezig zijn. Op de oeverafzettingen van de Lampinse zijn overwegend slappe en humeuze komafzettingen aangetroffen. Deze komafzettingen worden afgedekt door oeverafzettingen van de Hollandse IJssel. Ook in deze afzettingen zijn geen aanwijzingen aangetroffen die kunnen wijzen op archeologische resten ter plaatse. In boring 1 en 4 is op deze oeverafzettingen een (restant) van een komafzetting van de Hollandse IJssel aanwezig. Vanaf gemiddeld 50 en maximaal 90 cm –mv tot aan het maaiveld wordt gevormd door de bouwvoor. De baksteenfragmenten en puinresten hebben een recent karakter.

ADC ArcheoProjecten adviseert om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet."