Plan: | Clinckhoeff |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0353.201307Clinckhoeff-Vg01 |
Op 30 mei 2013 is het bestemmingsplan 'IJsselstein Noordoost' vastgesteld. In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het winkelcentrum Clinckhoeff in IJsselstein. Op grond hiervan kunnen burgemeester en wethouders het bestemmingsplan wijzigen. Onderhavig wijzigingsplan geeft conform artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening invulling aan deze wijzigingsbevoegdheid en zal na vaststelling als vigerend juridisch-planologisch kader dienen.
Het plangebied betreft het wijzigingsgebied zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'IJsselstein Noordoost' en bevindt zich in het noorden van IJsselstein. Onderstaande afbeelding geeft de exacte ligging ervan weer. Het gebied wordt globaal begrensd door de Oranje Nassaulaan / De Baan, Libra, Planetenbaan en een denkbeeldige lijn die circa 15 meter ten zuidwesten van het fietspad parallel langs de sneltrambaan ligt.
Ligging plangebied
Het wijzigingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding, de regels en de bijbehorende toelichting. De regels en de verbeelding vormen samen het juridisch bindende deel van het wijzigingsplan. De toelichting geeft inzicht in de onderbouwingen en de wijze waarop voldaan wordt aan de gestelde randvoorwaarden in het moederplan. Verder geeft het de voor dit plangebied relevante beleidsstukken weer en worden relevante of wettelijk verplichte milieuaspecten onderzocht en beschreven. Het wijzigingsplan is zodanig van opzet dat het zoveel mogelijk het moederplan als uitgangspunt neemt. Slechts daar waar wordt afgeweken, aanvulling of onderbouwing nodig is, is dit in dit wijzigingsplan verwoord.
Met dit plan wordt de nieuw te ontwikkelen situatie juridisch-planologisch mogelijk gemaakt in een bestemmingsplan. Belanghebbenden zullen conform artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening in de gelegenheid worden gesteld 'hun zienswijzen omtrent de voorgenomen wijziging naar voren te brengen'. Vervolgens zullen burgemeester en wethouders, gehoord hebbende eventuele zienswijzen, het wijzigingsplan (al dan niet gewijzigd) vaststellen. Hierop is vervolgens voor belanghebbenden het instellen van beroep mogelijk.
Als vigerend bestemmingsplan geldt 'IJsselstein Noordoost'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 30 mei 2013. Ter plaatse van de planlocatie is een wijzigingsbevoegdheid ('wro-zone - wijzigingsgebied 1') opgenomen.
Uitsnede vigerende bestemmingsplankaart
De directe bestemmingen ter plaatse van de wijzigingsbevoegdheid betreffen 'Detailhandel', 'Groen', 'Verkeer', 'Water' en een gedeelte 'Maatschappelijk'. Het bestemmingsvlak met de bestemming 'Detailhandel' kan voor 100% worden bebouwd met een maximale bouwhoogte van 5 meter.
De wijzigingsbevoegdheid is in het bestemmingsplan opgenomen omdat winkelcentrum Clinckhoeff aan vernieuwing en vergroting toe is. Ten tijde van het vaststellen van het vigerende bestemmingsplan waren de plannen echter nog niet zodanig van karakter dat er sprake kon zijn van een directe bestemming. Derhalve is gekozen voor een wijzigingsbevoegdheid. Door middel van een aantal randvoorwaarden is de wijziging van het winkelcentrum ingekaderd. Deze randvoorwaarden zijn als volgt geformuleerd:
Na de inleiding van dit hoofdstuk worden in hoofdstuk 2 de relevante beleidsstukken behandeld op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau, voor zover deze betrekking hebben op het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens een beeld gegeven van de te realiseren aanpassingen en uitbreidingen van het winkelcentrum.
Hoofdstuk 4 bevat de verschillende omgevingsaspecten en conclusies van de onderzoeken die specifiek voor dit wijzigingsplan zijn uitgevoerd. In hoofdstuk 5 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan beschreven. Hoofdstuk 6 geeft een uitleg van de regels. Hoofdstuk 7 geeft een overzicht van de bijlagen.
In een wijzigingsplan dient te worden onderbouwd waarom er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Hiertoe wordt de relatie van het voorgenomen plan met de verschillende beleidskaders in beeld gebracht. De bestaande ruimtelijke situatie, de directe en indirecte ruimtelijke ontwikkelingen worden in dit hoofdstuk getoetst aan de relevante beleidsstukken.
Hierbij zijn verschillende schaalniveaus van belang. Allereerst het nationale beleid, vervolgens het provinciale en regionale beleid en tot slot de gemeentelijke beleidsstukken. Beleidsstukken die betrekking hebben tot de sectorale aspecten zoals bijvoorbeeld geluidshinder, archeologie en verkeer en vervoer zijn opgenomen in de desbetreffende paragrafen in hoofdstuk 4 (Omgevingsaspecten).
Aangezien het onderhavig plan een wijzigingsplan betreft waarvan de contouren reeds in het vigerende, recent vastgestelde, bestemmingsplan zijn opgenomen, zal daar waar mogelijk worden volstaan met verwijzing naar het bestemmingsplan 'IJsselstein noordoost'.
Ten aanzien van het nationale beleid is reeds in het vigerende bestemmingsplan 'IJsselstein noordoost' geconstateerd dat er - ook voor wat betreft de ontwikkellocatie Clinckhoeff - geen belemmeringen zijn. Er is ook geen sprake van recent en nieuw ontwikkeld nationaal beleid dat betrekking heeft op het plangebied.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, ook wel het Barro genoemd, is op 1 oktober 2012 volledig in werking te treden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Het Barro is het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dit betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich daarbij primair richt tot de gemeenten. Daarnaast kan het Barro aan de gemeenten opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
De volgende onderwerpen uit het Barro moeten worden vertaald in bestemmingsplannen: (1) Project Mainportontwikkeling Rotterdam, (2) Kustfundament, (3) Grote Rivieren, Waddenzee en Waddengebied, (4) Defensie, (5) Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, (6) Rijksvaarwegen, (7) Hoofdwegen en spoorwegen, (8) Elektriciteitsvoorzieningen, (9) EHS, (10) Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en de (11) uitbreidingsruimte van het IJsselmeer.
Met het inwerkingtreding van het Barro heeft er ook een wijziging plaatsgevonden van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Bro is opgenomen dat gemeenten en provincies verplicht zijn om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de
zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen, wanneer een zodanig ruimtelijk besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt. Dit bestemmingsplan is een (gedeeltelijk) ontwikkelingsgericht bestemmingsplan, waardoor rekening gehouden dient te worden met de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
In het vigerende bestemmingsplan Noordoost, IJsselstein, is aangegeven dat de ladder geen belemmering vormt voor de ontwikkelingen. In aanvulling hierop de onderstaande onderbouwing van deze conclusie:
De ”Ladder van duurzame verstedelijking” is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder andere bestemmingsplannen de treden van de ladder moeten worden doorlopen. Het doel van de Ladder van duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de Ladder van duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
In eerste instantie kan opgemerkt worden, dat de ontwikkelingen, die mogelijk gemaakt worden op basis van het voorliggende wijzigingsplan, zich afspelen in bestaand stedelijk gebied.
Hieronder zal wat dieper ingegaan worden op de “Ladder van Duurzame verstedelijking”.
De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen:
Omdat de beoogde ontwikkeling gelegen is in bestaand stedelijk gebied, behoeven uitsluitend de eerste twee stappen doorlopen te worden. Maar voor een volledig beeld zal hieronder ook de derde stap doorlopen worden:
1. Is er een regionale behoefte?
Voor detailhandel is het van belang dat wordt beschreven of de ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte (regionale afstemming). Daarnaast dient beschreven te worden, of er rekening is gehouden met eventuele effecten op winkelleegstand. Dus niet alleen de behoefte moet worden aangetoond, ook moet onderzocht worden of ten gevolge van de extra m² detailhandel er geen onwenselijke leegstand ontstaat. Er mag dus geen sprake zijn van (te veel) aanbod.
Er zijn in het verleden diverse onderzoeken verricht, die betrekking hebben op de ruimte voor detailhandel en dan in het bijzonder de ruimte voor supermarkten in IJsselstein. Uit het meest actuele onderzoek (Seinpost) is naar voren gekomen dat de behoefte naar de voorgenomen ontwikkeling aanwezig is.
De analyse, onderbouwing en het advies van Seinpost is als Bijlage 9 Winkelstructuur IJsselstein in dit wijzigingsplan opgenomen en tevens in 2.5.6 Distributie planologisch onderzoek (DPO) beschreven.
2. Is (een deel van) de regionale behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied?
Er wordt op dit moment op twee plaatsen in IJsselstein gewerkt aan de ontwikkeling van één of meerdere supermarkten. Het betreft hier Panoven en Clinckhoeff. Aangezien dit ontwikkelingen op de schaal van de gemeente betreft en er in distributieplanologisch opzicht een relatie bestaat, worden beide hier aangehaald.
De voormalige Edah is enige tijd geleden uit de binnenstad geplaatst. Hierbij zijn afspraken gemaakt over verplaatsing naar een locatie elders in IJsselstein. Ten tijde van de eerste planvorming daartoe, was er nog geen sprake van een discounter. Rekening houdend met het WVO van de toenmalige Edah (859m2) met een daarbij behorende BVO van 1031m2 is gezocht naar een geschikte locatie binnen het bestaande stedelijk gebied. Bedrijventerreinen zijn hierbij uitgezonderd vanwege de oneerlijke concurrentie die zou ontstaan vanwege de lagere huurprijzen die hier gevraagd worden.
Voor een supermarkt met een BVO van ruim 1000m2 met het bijbehorend aantal parkeerplaatsen zijn er in IJsselstein slechts een zeer beperkt aantal locaties beschikbaar in het bestaande stedelijk gebied. De meeste beschikbare locaties voor transformatie zijn reeds getransformeerd, vaak naar woningbouw. Daarom is er in het verleden gekozen voor de locatie Panoven voor de verplaatsing van de Edah waardoor een fullservice supermarkt gecombineerd kan worden met een discounter.
Voor een goede spreiding van het winkelaanbod in IJsselsten is naast Panoven, in het zuidelijk deel van de kern, gekozen voor een tweede concentratie in het noordelijk deel op de locatie Clinckhoeff. Ook hier was de mogelijkheid om een fullservice supermarkt te combineren met een discounter waardoor het gewenste winkelaanbod ontstaat. Aangevuld met woningbouw is er op deze locatie sprake van extra draagvlak voor de winkels, gecombineerd met een invulling van de woningbehoefte.
De locaties Clinckhoeff en Panoven bieden gezamenlijk de ruimte die gewenst/noodzakelijk is voor de opvang van de regionale behoefte aan extra winkelvloeroppervlakte. Omdat de locatie Clinckhoeff gelegen is binnen het bestaand stedelijk gebied wordt er ook voldaan aan deze tweede stap van de Ladder van duurzame verstedelijking.
3. Zoek een locatie die multimodaal ontsloten is of kan worden voor de resterende regionale behoefte?
De locatie Clinckhoeff is met de auto zeer goed bereikbaar. Daarbij is de locatie bereikbaar met de bus en ter plaatse van de Clinckhoeff is een halte van de sneltram Utrecht-Nieuwegein-IJsselstein aanwezig. Daarmee is de bereikbaarheid met het openbaar vervoer zeer goed. Ook de bereikbaarheid per fiets of lopend is goed vanuit het hele woongebied rondom. Hiermee wordt ook aan de derde voorwaarde voldaan.
Ten aanzien van het nationale beleid is reeds in het vigerende bestemmingsplan 'IJsselstein noordoost' geconstateerd dat er - ook voor wat betreft de ontwikkellocatie Clinckhoeff - geen belemmeringen zijn. Er is ook geen sprake van recent en nieuw ontwikkeld nationaal beleid dat betrekking heeft op het plangebied.
Ten aanzien van het regionale beleid is reeds in het vigerende bestemmingsplan 'IJsselstein noordoost' geconstateerd dat de ontwikkellocatie Clinckhoeff kan bijdragen aan de doelstellingen.
Zoals reeds in het vigerend bestemmingsplan is geconstateerd dat er vanwege dit beleid geen belemmering bestaat voor het ontwikkelen van de planlocatie. In tegendeel: het plan voorziet in herstructurering en vernieuwing, waarbij gebruik wordt gemaakt van meervoudig ruimtegebruik. Ook het oplossen van parkeerproblemen en het versterken van de woonfunctie maken deel uit van de plannen. Al deze genoemde punten zijn opgenomen in de structuurvisie.
Met dit beleidsstuk wil de gemeente de nabijheid van de ruimtelijke kwaliteiten in de stad meer benutten, door inhoud te geven aan o.a. de volgende ambities:
Deze ambities worden werkelijkheid bij de realisatie van het bouwplan voor winkelcentrum Clinckhoeff. Daarmee past het plan naadloos in het voorgestelde beleid.
De in de woonvisie uitgesproken wensen om meer differentiatie en meer kwaliteit in de woningbouw wordt binnen het plan gerealiseerd. Er is derhalve geen sprake van een belemmering.
Deze structuurvisie heeft geen betrekking op het plangebied van onderhavig wijzigingsplan.
Dit beleidsplan heeft geen betrekking op het plangebied van onderhavig wijzigingsplan.
De gemeente IJsselstein wil de winkelstructuur versterken. Hierbinnen moet de aanpak i.v.m. de vestiging van de tweede discounter draagvlak vinden. Het betreft hierbij de locatie Panoven en Clinckhoeff waarbij in beide gevallen de wens is om behalve een full service-supermarkt ook een discounter te vestigen. De gemeente heeft in een aantal stappen bekeken in hoeverre naar een dergelijke uitbreiding vraag is en of er ten gevolge hiervan mogelijk leegstand kan ontstaan
December 2009: onderzoek 'Ontwikkeling boodschappencentra binnen de detailhandelsstructuur'
De gemeente IJsselstein heeft in 2009 het adviesbureau BRO onderzoek laten doen naar de dagelijkse winkels in IJsselstein.
De belangrijkste uitgangspunten van BRO zijn:
Op basis van deze parameters trekt BRO de conclusie dat er distributieve ruimte is voor 2.215 tot 2.820 m² WVO aan extra winkels in de dagelijkse sector (waartoe ook supermarkten behoren). Van dit totaal wil BRO 2.000 tot 2.600 m² WVO reserveren voor supermarkten. Hiervan dient 1.250 m² WVO te worden gereserveerd voor de PLUS op Panoven. De resterende 750 tot 1.350 m² WVO is dan voldoende voor de toevoeging van een discounter en de opschaling van bestaande supermarkten.
Conclusie
Voor wat betreft de supermarktstructuur is de conclusie in dit rapport dat er distributieve ruimte is voor een hard–discounter. Men woog daarbij de locaties Panoven en winkelcentrum Clinckhoeff en trok uiteindelijk de conclusie dat mede i.v.m. (de bekostiging van) de noodzakelijke renovatie van Clinckhoeff de komst van de discounter naar deze locatie de voorkeur uitgaat. Indien de locatie van Jumbo aan de Televisiebaan wordt ontmanteld ontstaat ook ruimte voor een tweede super op Panoven (naast de PLUS).
Het College van B&W heeft over dit advies op 2 februari/6 september 2010 een besluit genomen. De Raad is over het besluit van het College en de onderliggende rapportage in kennis gesteld. De rapportage is toegevoegd als Bijlage 9 Winkelstructuur IJsselstein
Juni 2011: Notitie supermarktstructuur IJsselstein
De gemeente Seinpost Adviesbureau BV als onafhankelijke partij benaderd met de vraag om een brainstormsessie te leiden over de inhoudelijke, strategische en juridische aspecten voor de uitbreiding van de winkelstructuur opnieuw te bekijken. Concreet betrof de vraag of er behalve uitbreiding van het supermarktareaal in winkelcentrum de Clinckhoeff ook distributieve ruimte is voor supermarkten op de door de gemeente gewenste locaties in Panoven.
De discussie en de conclusies zijn vastgelegd in de 'Notitie supermarktstructuur IJsselstein, Besluitvorming toestaan 2e supermarkt in Panoven'. De conclusies uit deze notitie zijn ook relevant voor Clinckhoeff en daarom kort en bondig hieronder weergegeven.
De belangrijkste conclusie van de brainstorm is dat de gemeente IJsselstein wil uitgaan landelijke normen t.a.v. de vloerproductiviteit voor de dagelijkse artikelen (en die van de supermarkten). Indien op basis van de landelijke (en niet de opgehoogde) getallen van BRO voor de hele dagelijkse sector in IJsselstein een berekening wordt gemaakt dan levert dit een totaal aan beschikbaar metrage van bijna 11.400 m² WVO op. Dat is ca. 1.000 – 1.500 m² WVO meer dan de uitkomst van BRO zelf. Concreet betekent dit één supermarkt extra.
De gemeente wil de extra beschikbare meters benutten om winkelgebieden meer armslag te geven. Solitaire locaties komen hiervoor niet in aanmerking. De distributieve ruimte kan derhalve benut worden voor uitbreiding en opschaling van dagelijkse winkels (inclusief supermarkten) in onder andere winkelcentrum Clinckhoeff. Op deze wijze wordt gestimuleerd dat zoveel mogelijk synergie-effecten ontstaan tussen supermarkten en het MKB.
Conclusie
Ook in deze brainstormsessie wordt opnieuw, net als in 2009, bevestigd dat uitbreiding van de supermarktruimte in Clinckhoeff wenselijk en mogelijk is. In tegenstelling tot het rapport uit 2009 is de conclusie van Seinpost dat ontmanteling van de Jumbo aan de Televisiebaan niet noodzakelijk is voor de uitbreiding van Panoven.
Voor de onderbouwing en berekening wordt verder verwezen naar Bijlage 10 Notitie supermarktstructuur IJsselstein
September 2013: Actualisatie DPO supermarktstructuur IJsselstein
Seinpost heeft op verzoek van de gemeente IJsselstein haar second opinion over de supermarktstructuur uit juni 2011 geactualiseerd. Hieruit is de conclusie te trekken dat de uitkomsten van de update in 2013 niet significant anders zijn dan die uit 2011. De berekende distributieve ruimte is ca. 3.150-3.250 m² WVO (op een totaal van 8.050-8.150 m² WVO). Hierbij is rekening gehouden met de actuele prognose over de bevolkingsontwikkeling. De planvorming in winkelcentrum de Clinckhoeff en de in Panoven behelzen samen een totaal van circa 3.300 m².
IN de Clinckhoeff zijn de plannen voor de uitbreiding van de bestaande C1000 tot 1.500 m² BVO (1.200 m² WVO, thans 840 m².WVO) en een discounter van 1.000 m² BVO) (800 m².WVO). In totaal beslaat de uitbreiding hier derhalve in supermarktmeters voor dagelijkse artikelen ruim 1.000 m² WVO plus ongeveer 150-200 m² WVO niet-dagelijkse meters in de discounter. De totale uitbreiding van Panoven bedraag 2.300 m².
De plannen verbeteren de spreiding van de supermarkten over heel IJsselstein en passen bij de moderne trend s en ontwikkelingen m.b.t. de positie van de supermarkt. Het supermarktaanbod moet een zo breed mogelijk pakket aan verschillende aanbieders hebben (prijs en service). De planvorming maakt het mogelijk ook een aantrekkelijk aanbod van discountsupermarkten in IJsselstein te huisvesten.
Voor de verdere inhoud wordt verwezen naar Bijlage 11 Actualisatie DPO supermarktstructuur.
Leegstand en nieuwbouw
De leegstand in IJsselstein is volgens Locatus op dit moment 781 m² WVO. Dit is t.o.v. de landelijke normen extreem laag en ligt onder de norm van een gangbare frictieleegstand die wenselijk is om vanuit de markt een vernieuwingsproces op gang te houden. Ter vergelijking, in kernen tussen 30.000 en 50.000 inwoners is de leegstand gemiddeld 10.215 m² WVO (situatie april 2014). De leegstand is zelfs onvoldoende om een enkele supermarkt in te huisvesten. Ook in Nieuwegein is de leegstand relatief laag: 8.736 m² WVO. In kernen tussen 50.000 en 10.000 inwoners bedraagt de leegstand gemiddeld ruim het dubbele 20.607 m² WVO.
In Nieuwegein zijn op dit moment geen actuele plannen in voorbereiding die de supermarktstructuur zouden kunnen beïnvloeden. Er is anno 2104 een aanbod van 13.759 m² WVO aan landelijke supermarktketens. Meest recentelijk is er een Dirk van den Broek toegevoegd. Op basis van de gegevens van het Koopstromenonderzoek Randstad (koopkrachtbinding 88% en koopkrachttoevloeiing 14%), landelijke normen voor de vloerproductiviteit van supermarkten en het huidige inwoneraantal van 61.017 (Bron CBS 1 januari 2014) is er volgens Seinpost distributieve ruimte voor supermarkten in Nieuwegein ter grootte van 14.758 m² WVO. Dit is ruim 1000 m² WVO groter dan er thans is gevestigd. Op basis van deze gegevens is er geen risico op leegstand als gevolg van de beoogde supermarktontwikkelingen in IJsselstein.
Seinpost is er bij haar berekeningen vanuit gegaan dat alle bestaande supermarkten door blijven functioneren. Uit de berekeningen blijkt dat er op basis van landelijk normen t.a.v. de vloerproductiviteit geen aanleiding is om aan te nemen dat indien de voorgestane supermarktontwikkelingen in Winkelcentrum Clinckhoeff en op de locatie Panoven doorgang vinden, dit zodanige consequenties heeft dat bestaande supermarkten het hoofd niet boven water kunnen houden, waardoor leegstand kan ontstaan. De landelijke normen blijven (gemiddeld genomen) ook in de toekomst haalbaar. Sluiting van welke supermarkt dan ook in IJsselstein is op basis van de berekeningen niet voorzien, ook niet de Jumbo aan de Televisiebaan.
Vergelijking DPO's
Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen blijkt dat er discussie is over de gehanteerde cijfers. Daarom is, in opdracht van de gemeente IJsselstein, door Seinpost op een rij en gezet waar verschillen liggen t.o.v. de berekeningen van de gemeente (de rapportage door Seinpost) en van de twee indieners op basis van rapportage door City Works en een onderzoek verricht door Bureau Stedelijke Planning (hier verder aangeduid met BSP). Deze rapportages zijn toegevoegd als Bijlage 13 DPO en supermarktinitiatieven BSO en Bijlage 14 Supermarktstructuur City Works.
De vergelijkende beoordeling is als Bijlage 15 Vergelijk DPO's toegevoegd.
Toevloeiing
Opvallend is dat de twee discountformules Aldi en Lidl in IJsselstein ontbreken. Dit wordt door alle partijen onderkend. Seinpost is de mening toegedaan dat indien deze zich wel vestigen in IJsselstein (als gevolg van de beide plannen, De Clinckhoeff en Panoven-Hogedijk, hiervoor is Aldi gecontracteerd) een hogere koopkrachtbinding en hogere koopkrachttoevloeiing worden gerealiseerd. Niet alle partijen houden rekening met deze verhoging (Bureau Stedelijke Planning, adviseur Ahold, doet dit niet en City Works, adviseur van Van Berkel, verhoogt wel de getallen maar minder en niet onderbouwd).
Het is vreemd dat in de zienswijzen geen rekening wordt gehouden met nieuwe marktsegmenten (die dus maar gedeeltelijk verdringen) omdat uit onderzoek is gebleken dat de marktaandelen van Aldi en Lidl voor eind 2013 worden berekend op respectievelijk 7,4% en 9%. Samen dus liefst ca. 16%. Een toevoeging van een (van deze) formule(s) betekent dus dat bepaalde klanten (beter) worden bediend.
Inwoneraantal en inkomensniveau
Voor de uitkomst van de berekening maakt het ook uit welke bevolkingsontwikkeling IJsselstein doormaakt. Er zijn verschillende bronnen: CBS, Primos en de gemeente. Seinpost heeft het getal dat zij hanteert, teruggekoppeld met de gemeente. Het getal is hoger omdat IJsselstein meer inwoners telde in 2013 dan was geprognotiseerd. Seinpost hanteert dus een getal dat ca. 2% hoger is dan dat van de beide andere bureaus. Dit vertaalt zich meteen in omzet.
Als input worden de bestedingen per hoofd bij supermarkten, gebruikt. De bron is het HBD. Alle bureaus gaan uit van een gemiddeld hoger inkomensniveau en houden daar ook rekening mee wat betreft het bestedingsbedrag bij supermarkten.
Vloerproductiviteit
Eventuele verschillen in berekeningen zijn ook terug te brengen op verschillen in vloerproductiviteiten. Alle bureaus geven aan als bron (uiteindelijk) het HBD te hanteren. BSP hanteert eigenlijk bovendien verschillende cijfers voor uit te breiden supermarkten. De verschillen tussen Seinpost en de beide andere bureaus zijn verklaarbaar omdat deze hierbij uitgaan van de totale bedrijfsmatige vloerproductiviteit dit zijn bestedingen van de consument en die via andere kanalen (bijvoorbeeld zakelijk). Dat is onjuist omdat ze bij de bestedingen zelf (zie hierboven) steeds slechts de pure detailhandelsbestedingen hanteren en niet de totale consumptieve. Dan zou je daar dus ook de extra bestedingen toe moeten rekenen.
Niet onbelangrijk is hierbij te vermelden dat Seinpost bij haar berekeningen meeneemt dat discounters in een deel van hun winkels (150 – 200 m² WVO) artikelen verkopen die geheel buiten de bestedingen van de dagelijkse sector (food en deel hoogfrequent non-food) vallen. Het betreft non-food dat laagfrequent wordt aangekocht zoals seizoensproducten. Bij 2 discounters (één in De Clinckhoeff en één in Panoven-Hogedijk) betreft het totaal ca. 350 m² WVO.
Conclusies distributieve berekeningen
Op basis van de in de notitie aangeduide input heeft Seinpost een distributieve ruimte in de dagelijkse sector voor supermarkten in 2020 berekend van 8050 – 8150 m² WVO. Er is thans 4910 m² WVO aanwezig. Er resteert 3150 – 3250 m² WVO uitbreidingsruimte voor supermarkten. De plannen in Panoven betreffen voor de PLUS 1800 m² BVO (1500 m² WVO) en voor de Aldi 1200 m² BVO (1000 m² WVO). De Aldi heeft ca. 150 -200 m² WVO beschikbaar voor niet-dagelijkse artikelen. De totale uitbreiding in Panoven behelst in de dagelijkse sector derhalve ca. 2300 m² WVO.
In de Clinckhoeff zijn plannen voor uitbreiding van de C1000 tot 1500 m² BVO (1200 m² WVO, thans 840 m² WVO) en een discounter van 1000 m² BVO (800 m² WVO). Ook hier is straks ongeveer 150 -200 m² WVO niet-dagelijks in de discounter aanwezig.
In totaal beslaat de uitbreiding hier derhalve in supermarktmeters voor dagelijkse artikelen ruim 1000 m² WVO. In totaal wordt derhalve door de plannen van Panoven-Hogedijk en Clinckhoeff samen ongeveer 3.300 m² WVO toegevoegd. Dit is ongeveer in overeenstemming met de berekende distributieve ruimte.
BSP komt op basis van haar gegevens een uitbreidingsruimte van 1850 m² WVO, doch deze dient volgens haar gebruikt te worden voor uitbreiding van bestaand aanbod. C1000 De Clinckhoeff en PLUS Zenderpark en C1000 Achterveld. Het getal ligt 1450 m² WVO lager vanwege:
City Works komt tot een 1400 – 1500 m² WVO lagere distributieve ruimte dan Seinpost. Dat is terug te brengen op:
Om bovenstaande redenen is het verantwoord om een totaal oppervlak aan supermarkten na te streven van in totaal ca. 8050 – 8150 m² WVO , uitgaande van ook het specifiek toe te voegen marktsegment van de discount (die een metrage van ca. 200 m² WVO niet dagelijks voert). Er is thans 4910 m² WVO aanwezig. Resteert 3150 – 3250 m² WVO uitbreidingsruimte voor supermarkten op basis van de berekeningen.
Bij de berekeningen is bovendien geen rekening gehouden met eventuele reële groei van het supermarktomzet. In de afgelopen 10 jaren is hiervan vrijwel altijd sprake geweest, zelfs ondanks de recessie. Slechts de tweede helft van 2013 en de eerste maanden van 2014 toonden een stilstand. Indien de economie weer aantrekt, zal dat ook weer positieve effecten hebben op de bestedingen bij supermarkten. Dat vergroot in zijn algemeenheid de vestigingsmogelijkheden van supermarkten.
Conclusie
Zowel het vastgestelde rapport uit 2009 evenals de notities c.q. actualisaties uit 2011, 2013 en 2014 concluderen dat er de sterke wens c.q. noodzaak is, vanuit oogpunt van levensvatbaarheid van het winkelcentrum, om winkelcentrum Clinckhoeff uit te breiden. Door het winkelcentrum met een discounter uit te breiden en de zittende C1000 te vergroten voldoet het winkelgebied weer aan de vragen van de consument. Uit onderzoek blijkt dat er voldoende distributieve ruimte is voor de realisatie van de uitbreiding.
Er resteert 3150 – 3250 m² WVO uitbreidingsruimte voor dagelijkse goederen in supermarkten in in IJsselstein.
In Panoven wordt ca. 2500 m² WVO en in Clinckhoeff voor de uitbreiding ca. 1.160 m² WVO gerealiseerd. Dit is totaal circa 3.660 m² WVO, waarvan 300-400 m² WVO artikelen die geheel buiten de bestedingen van de dagelijkse sector (food en deel hoogfrequent non-food) vallen. In totaal wordt derhalve door de plannen van Panoven-Hogedijk en Clinckhoeff samen circa 3.300 m² WVO voor dagelijkse goederen toegevoegd. Dit is ongeveer in overeenstemming met de berekende distributieve ruimte.
Hierbij is voldoende ruimte voor de uitbreiding op Panoven en Clinckhoeff en het behouden van de supermarkt op de Televisiebaan.
Deze nota bevat geen aspecten die een directe relatie hebben met de ontwikkeling van winkelcentrum Clinckhoeff.
De nota bouwhoogten geeft ter plaatse van het winkelcentrum een maximale bouwhoogte van ca. 8 lagen, met een enkel accent tot 11-12 lagen. De genoemde bouwhoogte van 8 lagen sluit aan op de bestaande hoogte van de omgeving. Het bouwplan voorziet in een maximale bouwhoogte van 8 lagen, zonder accent. Daarmee past het prima in de omgeving en voldoet het aan het gestelde in de Nota bouwhoogten IJsselstein.
Het groenstructuurplan is een visiedocument dat de randvoorwaarden en uitgangspunten levert voor de beleids- en beheerplannen voor alle groene deelproducten. Het plan geeft richting aan de belangenafwegingen ten opzichte van andere ruimtelijke claims. Enerzijds bestaat het groenstructuurplan uit voorstellen voor de inrichting, anderzijds zijn er de groene structuren in aangegeven. Een beleidsuitgangspunt van het Groenstructuurplan is het behouden en versterken van structuurbepalende beplantingen. Daarbij wordt gestreefd naar een hoge belevingswaarde van het groen. Met betrekking tot het herontwikkelen van het winkelcentrum wordt opgemerkt dat het van belang is om tijdens de voorbereidende fase, ten behoeve van het groen, voldoende kwaliteit en waarde in het project te brengen en aansluiting te vinden bij de bestaande groenstructuur. In het Inrichtingsplan openbare ruimte is te zien dat hiermee voldoende rekening is gehouden.
De herstructurering, intensivering en revitalisering van het winkelcentrum draagt bij aan een beter en toekomstvast detailhandelsvoorzieningenniveau in de wijk. Ook de toegevoegde woningen vormen een verbetering van de woningvoorraad. De herinrichting van de openbare ruimte draagt bij aan de bereikbaarheid (met langzaam verkeer) en de leefbaarheid in het gebied.
De uitbreiding past binnen de kaders van de onderzoeken inzake distributieve ruimte in IJsselstein.
Het voorgestelde plan is derhalve niet in strijd met de verschillende beleidsvelden. In een aantal gevallen draagt het plan positief bij aan de gestelde beleidsdoelen.
De gemeente staat positief ten opzichte van de ontwikkeling en heeft met de ontwikkelende partijen in 2010 een intentieovereenkomst gesloten. De gemeente heeft – vanuit haar toetsende en faciliterende rol – in januari 2011 een Nota van gemeentelijke uitgangspunten Clinckhoeff opgesteld. Deze nota dient als derhalve als gemeentelijk uitgangspunt en toetsingskader voor de ontwikkeling. De ontwikkelaar heeft in augustus 2012 een ruimtelijke onderbouwing gemaakt, waarin de plannen worden toegelicht en onderbouwd. Ten behoeve van onderhavig wijzigingsplan zal eerste het plan (stedenbouwkundige worden toegelicht. Vervolgens zal worden nagegaan of het plan voldoet aan de in het bestemmingsplan gestelde randvoorwaarden.
Het winkelcentrum Clinckhoeff is in de huidige situatie een belangrijke voorziening in de wijk IJsselveld. Een revitalisering wordt door vrijwel alle betrokkenen als (zeer) wenselijk tot noodzakelijk gezien, wil het winkelcentrum haar betekenis ook voor de toekomst kunnen behouden en uitbreiden.
De volgende maatschappelijke belangen spelen hierbij een rol:
Al enkele jaren geleden hebben de eigenaren van het winkelcentrum Clinckhoeff het initiatief genomen om het huidige winkelcentrum (bouwjaar 1972) te revitaliseren. In het bestemmingsplan IJsselstein Noordoost is vanwege deze plannen een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die nog ruimte laat om de plannen aan te passen. Inmiddels ligt er een voldoende uitgewerkt plan om de wijzigingsbevoegdheid in gang te gaan zetten.
impressie architectonisch plan, zuidzijde (bron: VVKH-architecten)
impressie architectonisch plan, noordzijde (bron: VVKH-architecten)
In grote lijnen bestaat de vernieuwingsopgave van het winkelcentrum uit:
Het vernieuwingsplan Clinckhoeff zal in fasen worden gerealiseerd.
Het plan gaat dus uit van deels nieuwbouw van winkels en woningen en deels renovatie van het huidige winkelcentrum. Op beide 'koppen' van het huidige winkelcentrum Clinckhoeff zal een nieuwe supermarkt worden gerealiseerd. Het gedeelte van het winkelcentrum dat daartussen ligt zal worden gerenoveerd.
Aan de oostzijde worden 33 appartementen gerealiseerd om daarmee te kunnen voorzien in herhuisvesting van huurders in verband met sloop- en nieuwbouwplannen elders in de wijk.
Nadrukkelijk uitgangspunt is dat in de eindsituatie de nieuwbouw en de bestaande bouw een zorgvuldige eenheid vormen gezamenlijk met de openbare ruimte. Er wordt gestreefd naar een uniform gevelaanzicht op winkelniveau (winkelpuien). De huidige overkapte passage in het winkelcentrum blijft grotendeels gehandhaafd en wordt waar mogelijk ook uitgebreid. Het parkeren van auto's vindt zowel in het openbare gebied plaats als in een bovengrondse parkeergarage bovenop de geplande supermarkt aan de oostkant.
De woningbouw wordt gerealiseerd in de vorm van 5 lagen appartementen boven de supermarkt. Tussen de supermarkt en de woningen zijn 2 parkeerlagen (aan de zijde van De Baan) voorzien. Deze appartementen staan als een langgerekt volume boven de supermarkt, parallel aan de trambaan.
Zowel de vorm als de richting van het bouwvolume sluit naadloos aan op de orthogonale stedenbouwkundige richtingen in het gebied. Grote delen van IJsselveld Oost kennen deze stedenbouwkundige richtingen en volumes.
Ondanks het feit dat Clinckhoeff in de Hoogbouwnota is aangeduid als zoekgebied voor hoogbouw van maximaal 11 bouwlagen, wordt bij dit plan uitgegaan van totaal acht bouwlagen. Dit sluit stedenbouwkundig aan bij de nieuwbouwplannen van het naastgelegen woongebouw (8,5 lagen). Door deze twee nieuwbouwprojecten ruimtelijk op elkaar te stemmen kan hier de 'poort' van IJsselstein ontstaan.
De nieuwbouw van de discount supermarkt blijft beperkt tot 1 laag. Zo vormt de nieuwbouw geen 'visuele overlast' voor de naastgelegen appartementen aan de Pollux.
In het plan zijn 33 ruime (sociale huur) appartementen voorzien. Deze bestaan uit 3- en 4 kamerwoningen van circa 90 m² GO. Afhankelijk van de marktontwikkelingen kan op termijn gekozen worden voor een meer gedifferentieerd woningprogramma met een mix van koop- en huurappartementen. De appartementen krijgen allemaal de beschikking over minimaal één gebouwde parkeerplaats bovenop de supermarkt op de 2e verdieping (gelegen direct onder de woningen).
De herinrichting van het omliggende gebied is een belangrijk aspect van de ontwikkeling. Een goede openbare ruimte draagt bij aan de vitaliteit en het functioneren van het winkelcentrum en de woningen. Belangrijkste onderdeel hierbij is het parkeren en de afwikkeling van de expeditiestromen.
Het opgenomen aantal van 275 parkeerplaatsen strookt met de omvang van de door de raad gedelegeerde bevoegdheid. Er is in het kader van het bestemmingsplan Noordoost, waarbinnen de wijzigingsbevoegdheid voor Clinckhoeff is opgenomen, een afweging gemaakt over de verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte.
Uitgangspunt is het in 2007 door de raad vastgestelde parkeerbeleidsplan. Deze nota schetst een kader voor de wijze waarop parkeervraagstukken op een adequate manier kunnen worden opgelost. Voor vergroting van de parkeercapaciteit is een oplossing op maat nodig vanwege de relatie met de kwaliteit van het openbare gebied. Er is een gemeentelijke normering opgenomen, die is afgeleid van de landelijke CROW-normering (bijlag3 3 van het parkeerbeleidsplan). Deze normering kent bandbreedtes die in onderstaande tabel, uit het parkeerbeleidsplan van de gemeente IJsselstein, zijn weergegeven.
Op basis van bovenstaande tabel kan een berekening gemaakt worden van het aantal parkeerplaatsen dat nodig is bij het benutten van de maximale uitbreidingsruimte die het bestemmingsplan Clinckhoeff mogelijk maakt. Uitgangspunt is dat de ontwikkeling Clinckhoeff valt in de categorie “buurtwinkelcentrum” en “rest bebouwde kom”. Boven de winkelruimte worden 33 sociale huurwoningen gerealiseerd.
Voor de woningen zijn op basis van deze cijfers minimaal 33 x 1,2= 39,6 en maximaal 33 x 1,5= 49,5 parkeerplaatsen nodig. Op basis van een maximale ruimte van 5.500 m² bvo is er voor de winkelruimte een parkeerbehoefte van minimaal 55 x 2,5=137,5 en maximaal 55 x 4,0=220 parkeerplaatsen nodig.
Het totaal komt daarmee uit op minimaal 177,1 en maximaal 269,5 parkeerplaatsen. Hierbij dient een kleine nuancering gemaakt te worden omdat in de genoemde 5.500 m² bvo ook de bestaande, kleinschalige horeca valt (Chinese restaurant en het aanwezige cafetaria). Het gaat hier om circa 175 m². Op basis van de norm zou het dan voor de winkelruimte (5.500 m² - 175 m² bvo) gaan om minimaal 53,25 x 2,5=133,13 en maximaal 53,25 x 4,0=213. Daarnaast voor de horeca om 1,75 x 12=21 en maximaal 1,75 x 14=24,5. Met deze nuancering komt het minimum aantal plaatsen op 193,73 en het maximum op 287. Gemiddeld komt dat uit op circa 240 parkeerplaatsen.
De gemeente heeft besloten hier aan de bovenkant van de norm te moeten zitten voor een goed functionerend winkelcentrum en heeft hier 275 parkeerplaatsen als norm gesteld voor de ontwikkeling.
Positie parkeerplaatsen
Er zal worden geparkeerd op maaiveld en in de parkeergarage boven de nieuwe supermarkt aan De Baan (C1000). In totaal zullen er 275 parkeerplaatsen (zie onderstaande figuur) worden gerealiseerd waarvan er 127 als gebouwd parkeren worden uitgevoerd. Het merendeel van deze gebouwde parkeerplaatsen is bestemd voor de winkels. Een klein gedeelte zal exclusief worden toegewezen worden aan de bewoners van de appartementen.
De overige plaatsen zullen dus op straat worden gerealiseerd. Het maaiveld parkeren voor de deur van het winkelcentrum omvat circa 100 parkeerplaatsen die bereikbaar zijn vanaf de entree van De Baan. Het parkeren wordt gelijkmatig verdeeld over het gebied zodat bij beide entrees van de passage voldoende parkeermogelijkheid ontstaat.
In afstemming met Provides is er gekozen om een beperkt aantal parkeerplaatsen (ca. 27 stuks) van het parkeerterrein Mercurius als 'dubbelgebruik' aan te merken. Zo kan een beperkt deel van de parkeerplaatsen overdag worden gebruikt door werknemers/ winkeliers en 's-avonds door bewoners / huurders van Provides. Dit wordt overigens momenteel ook al volop gedaan door de huidige winkeliers en werknemers. Daarnaast worden 10 extra plaatsen hier gerealiseerd.
Het plan gaat verder uit van de realisatie van circa 45 parkeerplaatsen langs het fietspad tussen trambaan en sporthal. Dit parkeren is voornamelijk voor de winkelbezoekers en de gebruikers van de sporthal, waarmee de huidige parkeeroverlast van sporthalbezoekers (voornamelijk zaterdag) in de omliggende wijken grotendeels wordt opgelost. Er wordt een goede verbinding gerealiseerd tussen dit parkeergebied en het winkelcentrum. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bereikbaarheid van de verhoogde perrons van de tram. In de toekomst zullen de perrons worden verlaagd tot maaiveldniveau. Daarmee wordt de verbinding tussen parkeerterrein en winkelcentrum nog beter.
Indicatie overzicht parkeren op straat. 127 Parkeerplaatsen komen in de parkeergarage waarmee het totaal op 289 uit komt
Er is bewust gekozen om de langzaam verkeersverbinding aan de westzijde van het winkelcentrum (zijde discounter) te handhaven. Tevens wordt de bestaande langzaam verkeersverbinding vanuit de richting van de Sporthal in verbeterde vorm gehandhaafd.
Het fietsparkeren is afgestemd op de hoeveelheid m² detailhandel, conform artikel 3.2.1 lid b Parkeren van de regels van dit wijzigingsplan. In het inrichtingsplan is aangetoond dat er voldoende ruimte is voor het gestelde aantal fietsparkeerplaatsen. Hierbij worden clusters van fietsparkeren gerealiseerd nabij elke toegang van de passage, op het plein aan de noordzijde en een uitbreiding bij de opstapplaats van de tram, ter plaatse van de huidige fietsenstalling.
De exacte plaatsing zal afhankelijk zijn van het uiteindelijke bouwplan met de plaatsbepaling van entrees en expeditie toegangen. Dit zal nader worden uitgewerkt in het kader van de omgevingsvergunning.
Er is bewust gekozen om het bevoorradingsverkeer van de twee supermarkten te scheiden van de autobezoekers van het winkelcentrum. Dit om verkeersonveilige situaties te voorkomen.
De expeditiestrook ligt aan de "Clinckhoeff" (het tracé naast de trambaan). Deze zal als nieuwe expeditiestraat wordt ingericht. Deze expeditiestraat wordt geheel of gedeeltelijk eenrichtingsverkeer. De bedoeling is om de vrachtwagens voor de bevoorrading van de C1000 supermarkt aan de Planetenbaan (westzijde) er te laten inrijden en via de zijde van De Baan weg te laten wegrijden.
Voor de winkels aan de Noordzijde (zijde Sterrenwacht) blijven de expeditiemogelijkheden als in de huidige situatie.
De tramhalte wordt in de ontwikkeling niet gewijzigd. Enkel de opgangen naar het perron toe worden aangepast vanwege de noodzakelijke ruimte voor expeditieverkeer. Op termijn zullen de perrons wel worden verlengd en verlaagd. De ontwikkeling houdt hier rekening mee.
Het gebied is primair gericht op het winkelend publiek en groen heeft dus een ondergeschikte rol. De intentie is echter wel om het groen (bomen, heesters en hagen) zodanig in te zetten dat het gebied een groene uitstraling krijgt. Hiertoe worden bestaande bomen waar mogelijk behouden. De bestaande plataan nabij de huidige C1000 zal in ieder geval worden behouden of (indien niet mogelijk) worden gecompenseerd.
Artikel 28.4 van het bestemmingsplan Noordoost Ijsselstein geeft aan dat de bestemming kan worden gewijzigd ten behoeve van uitbreiding van de bestemming Detailhandel.
Ten behoeve van de uitbreiding van het winkelcentrum zijn in het ontwerp wijzigingsplan naast de bestemming 'Detailhandel' ook de bestemmingen 'Verkeer' en 'Groen' opgenomen. Voor de helderheid en rechtszekerheid naar de burger zijn de functies verkeer, railverkeer en parkeren en groen voorzien van de geëigende bestemming. Zo ontstaat ook de rechtszekerheid dat deze functies, die nodig zijn voor het goed functioneren van de detailhandel, ook gerealiseerd kunnen worden en gehandhaafd blijven
Daarnaast wordt binnen de bestemming 'Detailhandel' ook de functie wonen toegestaan. Het is in de wijzigingsregels uit het bestemmingsplan Noordoost expliciet benoemd dat naast detailhandelsvoorzieningen max. 33 woningen aan het plan toegevoegd mogen worden. Dat is met dit plan gedaan.
Hieronder wordt specifiek op de wijzigingsregels uit het bestemmingsplan Noordoost in gegaan:
Er worden 33 appartementen toegevoegd waarmee het plan voldoet aan dit uitgangspunt.
Aan deze voorwaarde wordt voldaan. Zie hoofdstuk 4, Omgevingsaspecten en de Bijlagen bij de Toelichting voor de verschillende uitgevoerde onderzoeken en conclusies.
Inrichtingsplan openbare ruimte: status concept.
Voor de openbare ruimte is een concept inrichtingsplan openbare ruimte (IPOR) opgesteld waarin de routes, het parkeren en de algemene identiteit van het gebied wordt vormgegeven. Belangrijk uitgangspunt is dat het gebied een hoogwaardige uitstraling krijgt met verblijfskwaliteit. Hierbij is de functionaliteit uiteraard één van de leidende factoren.
Dit plan zal in samenspraak met de gemeente IJsselstein de komende tijd worden uitgewerkt tot definitief IPOR.
Het plan is op te delen in de volgende deelgebieden:
Uitgangspunt bij de ontwikkeling is dat de zijde aan De Baan wordt voorzien van een nieuw 'gezicht', anders gezegd aan deze zijde worden gevels gemaakt met een openbaar karakter. De positie van de parkeergarage zorgt voor een meer gesloten karakter en daarom is gekozen om de entreepartij naar de woningen ook aan De Baan te maken, in nabijheid van de tramhalte. Hiermee ontstaat aan deze zijde een levendige gevel ondanks het karakter van de parkeergarage.
De openbare ruimte aan deze zijde heeft zijn zwaartepunt aan de noordoostzijde van het plangebied. Hier wordt een pleinruimte gemaakt met een openbare en (sociaal) veilige uitstraling.
Verkeer
Het bestaande parkeerterrein aan de zijde van De Baan wordt drastisch gewijzigd door de komst van de nieuwe supermarkt met parkeren en wonen er boven.
Komend vanaf De Baan is gezorgd voor een ligt meanderende route, i.p.v. de huidige rechte weg. Hierdoor ontstaan gelijkwaardige keuzes in parkeervelden en een natuurlijke snelheidsremmende werking. Zo wordt ook de route naar het parkeren boven de supermarkt een vloeiende beweging. Hier wordt tenslotte een grote stroom auto's verwacht aangezien in dit gebied met de gebouwde parkeerplaatsen circa 150 parkeerplaatsen beschikbaar zijn.
Verder het gebied in wordt het parkeren aan één zijde voortgezet. Aan de zijde van de winkels wordt op informele wijze het expeditieverkeer gefaciliteerd d.m.v. opstelplaatsen op trottoir niveau.
De fietser vind zijn weg over de rijloper, gezamenlijk met de auto. Conform de gestelde norm worden voldoende fietsstalplaatsen gerealiseerd bij de entrees.
Voetgangers
Het voetgangersgebied ter plaatse van de entrees krijgt een afwijkende kleur met een pleinuitstraling. er wordt dus een duidelijke plek gedefinieerd voor de voetganger. De verbinding vanaf de zijde van de Televisiebaan met 2 voetgangersoversteekplaatsen wordt behouden, zij het dat de noordelijke oversteek iets wordt verplaatst.
Groen
Langs De Baan wordt de laanbeplanting aangevuld met nieuwe bomen. De bestaande bomen worden hier en in de rest van het plangebied zo veel mogelijk behouden. De bestaande plataan ter plaatse van het entreeplein bij de nieuwe supermarkt is daar een voorbeeld van.
Tussen het winkelcentrum, bestaand en nieuw, en de trambaan wordt de bestaande expeditiestraat doorgetrokken tot aan De Baan. De verkeersstroom voor het expeditieverkeer zal komend vanaf de Planetenbaan richting De Baan gaan lopen in 1 richting.
De bestaande 'knip', ter plaatse van de entree naar de passage, zal komen te vervallen.
De zuidzijde vormt één van de drie hoofdentrees van het winkelcentrum. Ook hier wordt de openbare ruimte ingericht als pleinruimte waar de verschillende verkeersstromen zorgvuldig hun plek krijgen en waar aanliggende functies de benodigde ruimte krijgen. Ondanks het feit dat hier een expeditiestraat loopt is hier geen sprake van een achterkant. De aanwezigheid van de tramhalte en de toevoeging van een groot parkeerveld aan de zuidzijde van de tramhalte zorgt dat hier duidelijk sprake is van een sterk openbaar karakter.
Voetgangersgebied
Belangrijk in dit gebied is de oversteek van het winkelcentrum naar het parkeren aan de zuidzijde van de trambaan en de opstap op de tram. Hier is uitdrukkelijk sprake van een voetgangersgebied, waarbij de veiligheid voor voetgangers de hoogste prioriteit heeft en zo zal dit ook vormgegeven worden.
De gedetailleerde uitwerking van de openbare ruimte vindt nog plaats, maar onderstaande afbeelding is nu het uitgangspunt.
Concept voorstel kruising expeditiestraat voetgangersgebied: status concept.
Uitgangspunt is dat het voetgangersgebied (geel in de afbeelding) verhoogd ligt ten opzichte van de expeditiestraat. Het expeditieverkeer zal door een versmalling van de rijbaan en een drempelconstructie 'gedwongen' worden hier stapvoets te rijden. De kruising met het voetgangersverkeer dat uit de passage komt is hierbij aangezet met een verbijzondering in de bestrating in de vorm van een 'loper' (zwart in de afbeelding). Er zal gekeken worden of verder nog maatregelen, zoals extra paaltjes, nodig zijn voor een veilige situatie.
Het aantal verkeersbewegingen zal zo veel mogelijk beperkt worden en daar waar mogelijk in de uren voor en na winkelsluitingstijd worden georganiseerd. De kruising met de trambaan zal eveneens duidelijk worden aangegeven door de 'loper' over de trambaan door te trekken. In samenspraak met de BRU (eigenaar tramlijn) zal bekeken worden of hekken en/of signalering, bij passeren van de tram, noodzakelijk is.
Met inachtneming van de bovenstaande uitgangspunten voor het ontwerp en de eventueel nog te ontwerpen additionele maatregelen, is de gemeente overtuigd dat hier sprake zal zijn van een veilige verkeerssituatie.
In de bestaande situatie is dit gebied een vrij ongedefinieerde restruimte, c.q. een achtergebied, dan een formele gebruiksruimte behorend bij de omliggende stedelijke omgeving. Met de toevoeging van het parkeren krijgt ook dit gebied een duidelijk openbaar karakter en wordt deze betrokken bij de omgeving, in casu het winkelgebied. De beleving met het water en het winkelcentrum wordt versterkt en routes voor fietsers en voetgangers opnieuw vormgegeven.
Verkeer
Het gebied ten zuiden van de trambaan is te verdelen in twee gebieden, gescheiden door een groene zone die haaks op de trambaan staat. Het oostelijke deel wordt nauwelijks gewijzigd. Enkel bij de toegang bij de Planetenbaan worden een paar extra parkeerplaatsen voorgesteld en er wordt voorgesteld om een goede voetgangersroute te onderzoeken richting het gezondheidscentrum, ten noorden van het winkelcentrum.
Het oostelijke deel wordt ingrijpend gewijzigd. Hier wordt een groot aandeel parkeerplaatsen toegevoegd.
De bestaande vrijliggende fietsroute wordt hiervoor deels omgelegd langs het water en dichter langs de sporthal.
Het parkeren wordt op een helder wijze vormgegeven met tevens een bijzondere kwaliteit.
Groen en water
Een deel van het bestaande water komt te vervallen ten behoeve van het parkeerterrein. Ter compensatie wordt deze waterpartij verder in zuidoostelijke richting uitgegraven. Bekeken zal worden of hier sprake van een talud of kademuur zal zijn.
De bestaande boom die op in de huidige situatie tegen het water aan staat wordt behouden en geïntegreerd in het plan. De komt tussen de parkeerplaatsen te staan naast het fietspad.
3D impressie stedenbouwkundige opzet
Het inrichtingsplan voor de openbare ruimte zoals dat in het bovenstaande in tekst en beeld is opgenomen, wordt in de komende maanden technisch uitgewerkt in samenspraak met de gemeente IJsselstein, zittende ondernemers en direct betrokkenen. In de uitwerking zal onder andere de exacte maatvoering, hoogten en materialisering worden ingevuld en worden evenetueel benodigde additionele maatregelen onderzocht. Wel zijn de ontwerpuitgangspunten gedefinieerd en is met dit concept inrichtingsplan de hoofdopzet vastgelegd en deze vormt dus de basis voor de nadere uitwerking.
Dit hoofdstuk bevat de verschillende relevante omgevingsaspecten. Voor een deel van deze omgevingsaspecten is met de vaststelling van het vigerende plan de milieukundige onderbouwing geleverd. Dit geldt bijvoorbeeld voor het aspect luchtkwaliteit, milieuzonering en flora en fauna. Voor die aspecten is geen nader onderzoek uitgevoerd.
Andere aspecten hebben echter specifiek betrekking op de voorgestelde planontwikkeling danwel zijn als wijzigingsvoorwaarde in de regels opgenomen in het moederplan (geluidhinder / akoestiek, bodemonderzoek, archeologisch onderzoek, externe veiligheid en watertoets).
Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening dient te worden onderzocht of er, vanwege genoemde aspecten, belemmeringen zijn voor de planontwikkeling of negatieve effecten op de omgeving zijn te verwachten en daarmee of er bezwaar is tegen het uitoefenen van de wijzigingsbevoegdheid door burgemeester en wethouders.
De noodzakelijke onderzoeken zijn als bijlagen bij dit wijzigingsplan gevoegd.
Door SPA ingenieurs is in november 2013 een watertoets opgesteld. Bij de opstelling van deze toets is contact geweest met het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) om de uitgangspunten en de locatie van de waterberging te bespreken.
Onderstaand de samenvatting en conclusie. Voor de volledige watertoets wordt verwezen naar bijlage 1.
Watercompensatie
Bunnik Projecten in IJsselstein heeft plannen voor aanpassing en uitbreiding van het winkelcentrum Clinckhoeff. Hierdoor neemt het verhard oppervlakte ten gevolge van de bebouwing en verharding toe met circa 1.515 m2. Op basis van het beleid van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is 15% hiervan, dus circa 227 m2 compensatie nodig in de vorm van het realiseren van oppervlaktewater binnen hetzelfde peilgebied.
De locatie van Cape Kennedy, waar reeds oppervlaktewatercompensatie plaatsvindt, geniet hiervoor de voorkeur.
De gezamenlijke watercompensatie van Omroepplein-Cape Kennedy en Clinckhoeff zijn daarom uitgewerkt op de locatie van Cape Kennedy. Onderstaande afbeelding toont deze compensatie met een totaal oppervlakte van 542 m2.
Locatie waterberging voor Cape Kennedy en Clinckhoeff
Demping
Ten gevolge van de nieuwe parkeerplaats ten zuiden van de trambaan is het noodzakelijk de aanwezige waterplas deels te dempen. Hierdoor kan het gewenste aantal parkeerplaatsen op verkeerskundig en ruimtelijk goede wijze worden ingepast.
Sprake is van demping met een saldo van circa 225 m2 oppervlaktewater (zie onderstaande figuur). Dit dient 1 op 1 binnen hetzelfde peilgebied te worden teruggebracht. Dit is mogelijk door de bestaande waterpartij te verruimen. Onderstaande afbeelding toont het schetsontwerp openbare ruimte en maakt duidelijk dat er voldoende ruimte is voor de gewenste compensatie. In de definitieve uitwerking zal het exacte aantal meters worden vastgesteld.
Demping en compensatie bestaand water
Ten behoeve van het dempen en graven van wateroppervlakte is een Watervergunning van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden noodzakelijk. Alle wateraspecten (inclusief Keuraspecten) worden in de watervergunning geregeld.
De waterplas, en daarmee de compensatie valt grotendeels buiten het wijzigingsgebied. De aanwezige bestemming 'groen' ter plaatse van de watercompensatie laat water toe waardoor hier geen belemmering is.
Algemeen
In het plangebied ligt een regionale waterkering. Voor werkzaamheden binnen de waterstaatszone geldt dat een watervergunning nodig is. Ook voor ontgravingen binnen de (ruimere) beschermingszone is een watervergunning nodig.
Met betrekking tot het hemelwater is aan de hand van het beleid en in overleg met het HDSR bepaald dat het hemelwater dat op de verharding en het parkeerdek valt, na voorzuivering mag worden geloosd op het oppervlaktewater. In dit geval mag ook met een gescheiden stelsel op de bestaande riolering worden aangesloten. Voor het schone hemelwater dat op de bebouwing valt is het uitgangspunt om dit te lozen op de watergang ten oosten van het plangebied nabij het Omroepplein. Bij uitwerking van de plannen wordt in overleg met de gemeente beschouwd in hoeverre dit mogelijk is vanwege eventuele andere te kruisen leidingen, waarbij eventueel alsnog kan worden gekozen voor het met een gescheiden stelsel lozen op de bestaande riolering. Infiltratie is ter plaatse, vanwege de bodemsamenstelling en de relatief hoge grondwaterstand, slecht mogelijk. Voor het lozen van hemelwater op oppervlaktewater geldt een meldings- of vergunningsplicht in het kader van de Waterwet.
In het plan wordt rekening gehouden met de minimale droogleggingseisen en ontwateringsdiepte die het Hoogheemraadschap stelt.
Voor het overige zijn er geen waterspecifieke thema's die nadere aandacht behoeven en het plan kan met inachtname van het bovenstaande hydrologisch neutraal worden gerealiseerd.
Conclusie
Het plan past binnen het beleid van het HDSR. Compensatie voor de toegevoegde verharding zal gerealiseerd worden op de locatie Cape Kennedy. De compensatie van gedempt oppervlaktewater wordt grenzend aan het open water in het gebied gerealiseerd. Het bevoegd gezag - De Stichtse Rijnlanden en de gemeente IJsselstien - heeft ingestemd met deze maatregelen en in de uitvoering zal dit op deze wijze worden gerealiseerd. Hiervoor wordt ook verwezen naar Bijlage 2 Wateradvies van maart 2014. Naar aanleiding van wijzigingen in het bestemmingsplan is in juli 2014 nogmaals advies gevraagd. Het hoogheemraadschap heeft hierop haar positieve advies bevestigd per mail, Bijlage 12 Aanvullend wateradvies
Ten behoeve van het dempen en graven van wateroppervlakte is een Watervergunning van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden noodzakelijk. Alle wateraspecten (inclusief Keuraspecten) worden in de watervergunning geregeld. Rechtstreekse afvoer van hemelwater naar oppervlaktewater is vergunning- of meldingplichtig in het kader van de Waterwet.
Econsultancy heeft in opdracht van Bunnik Projekten een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het bodemonderzoek is uitgevoerd in het kader van de voorgenomen renovatie van het bestaande winkelcentrum en de realisatie van nieuwbouw ten behoeve van wonen, winkels en parkeren.
Op basis van het vooronderzoek is geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "onverdacht" (ONV). Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is. Ter plaatse van het tracé van de gedempte landbouwsloten zijn zintuiglijk geen bodemvreemde bijmengingen aangetroffen. Derhalve zijn deze tracés niet als separate deellocaties onderzocht.
De bovengrond bestaat voornamelijk uit zwak siltig, zwak tot matig grindig, uiterst fijn tot matig grof zand. De ondergrond bestaat uit zwak tot matig siltig, matig fijn tot zeer grof zand en zwak tot matig zandige klei. In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen. Ook ter plaatse van de voormalige gedempte landbouwsloten zijn in het opgeboorde materiaal geen bodemvreemde bijmengingen aangetroffen.
Er zijn op basis van de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden, die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten.
De bovengrond is plaatselijk licht verontreinigd met kobalt en PCB. De ondergrond is plaatselijk licht verontreinigd met lood en nikkel. Het grondwater is licht verontreinigd met barium. Deze metaalverontreiniging is hoogstwaarschijnlijk te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater.
Conclusie
De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht" kan worden beschouwd wordt, op basis van de onderzoeksresultaten, niet geheel bevestigd. Gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er echter géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de voorgenomen herontwikkeling van de onderzoekslocatie.
Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden
afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk
van toepassing.
Voor de volledige rapportage wordt verwezen naar Bijlage 3 Bodem.
Wet luchtkwaliteit
Het onderzoek naar luchtkwaliteit wordt uitgevoerd op grond van hoofdstuk 5, titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen' van de Wet milieubeheer. De titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen' is beter bekend als de Wet luchtkwaliteit. De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren en waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen/projecten zijn opgenomen die de luchtkwaliteit in belangrijke mate verslechteren.
Het doel van de NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de luchtverontreinigende stoffen. Voor wegverkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) de belangrijkste stoffen. De in de Wet luchtkwaliteit gestelde norm voor NO2 en PM10 jaargemiddelde grenswaarde is voor beide stoffen 40 µg/m³. Daarnaast mag de PM10 24 uurgemiddelde grenswaarde van 50 µg/m³ maximaal 35 keer per jaar worden overschreden. Met het van kracht worden van het NSL zijn de tijdstippen waarop moet worden voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden NO2 en PM10 vastgesteld op 11 juni 2011 voor PM10 en 1 januari 2015 voor NO2.
Naast de introductie van het NSL is het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM) een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als de NO2 en PM10 jaargemiddelde concentraties elk niet meer toenemen dan 1,2 µg/m³. Een ruimtelijke ontwikkeling kan doorgang vinden volgens de Wet luchtkwaliteit als tenminste aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:
Als de ruimtelijke ontwikkeling is opgenomen in het NSL of de ontwikkeling kan worden aangemerkt als NIBM-project is toetsing aan de normen van de Wet luchtkwaliteit niet nodig.
Beoordeling luchtkwaliteit
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' (Regeling NIBM) zijn voor verschillende functiecategorieën kwantificaties opgenomen, waarbij een ontwikkeling als een NIBM-project kan worden beschouwd. Deze categorieën betreffen landbouwinrichtingen, spoorwegemplacementen, kantoorlocaties, woningbouwlocaties en een combinatielocatie van woningbouw en kantoren.
Voor woningbouw geldt dat bij één ontsluitingsweg (daarvan is hier sprake) er sprake is van een ontwikkeling die niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt bij een aantal van 1.500 nieuwe woningen. Sec de toevoeging van 33 woningen valt derhalve te kwalificeren als NIBM. De toevoeging van de extra supermarktruimte past echter niet in één van de hiervoor genoemde functiecategorieën. Daarom is nader beschouwd of de ontwikkeling van het project aan de normen van de Wet luchtkwaliteit voldoet.
Verkeersgeneratie voorgenomen ontwikkelingen
In het bestemmingsplan is de maximale ruimte van 5.500 m² bvo detailhandel geregeld. Hierbij is maximaal 2.500 m² bvo (circa 1.875 m² wvo) aan supermarktruimte voor de dagelijkse sector mogelijk. In de huidige situatie heeft de supermarkt, de C1000, 1.100m2 bvo (circa 825 m² wvo). Er wordt zodoende een uitbreiding mogelijk gemaakt van 1.400 m² bvo aan supermarkt voor de dagelijkse sector.
De verkeersaantrekkende werking van deze extra supermarktruimte is bepaald op basis van kengetallen uit de CROW-publicatie 272 'Verkeersgeneratie voorzieningen - kengetallen gemotoriseerd verkeer'.
Uitgaande van een 'sterk stedelijk gebied' in de 'rest bebouwde kom' dient rekening gehouden te worden met de verkeersaantrekkende werking van gemiddeld 61,1 verkeersbewegingen per 100 m² bvo. Dit betekent dat de totale verkeersgeneratie 855 mvt/etm bedraagt. Daarbij is uitgegaan dat 1% van de extra verkeersbewegingen betrekking heeft op vrachtverkeer. Dit betreft dus de bevoorrading van de nieuwe discounter en eventuele extra bevoorrading van de aanwezige supermarkt ten gevolge van extra toegevoegde meters winkelruimte.
Op basis van de cijfers van het CROW ten aanzien van woningen is voor de betreffende appartementen het aantal van 248 mvt/etmaal te verwachten. Het totaal van het aantal verkeersbewegingen komt derhalve op 1103 mvt/etmaal.
Berekeningen NIBM-rekentool
Voor kleine ontwikkelingen is een specifieke rekentool ontwikkeld waarmee op een eenvoudige en snelle manier kan worden bepaald of er sprake is van een NIBM bijdrage.
Resultaten NIBM-rekentool
Uit de berekeningen met de NIBM-rekentool blijkt, dat de jaargemiddelde concentratie NO2 maximaal 1,09 µg/m³ toeneemt en de jaargemiddelde concentratie PM10 maximaal 0,25 µg/m³. De beide toenamen zijn lager dan de toegestane NIBM-norm van 1,2 µg/m³. Daardoor draagt de toename van het verkeer door de realisatie van de woningen en extra meters supermarktruimte NIBM bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullende toetsing aan de grenswaarden is niet aan de orde.
Goede ruimtelijke ordening
In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn in de omgeving van de ontwikkeling de concentraties NO2 en PM10 inzichtelijk gemaakt, op basis van NSL-monitoringstool.
In onderstaande figuur zijn de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 weergegeven voor het peiljaar 2013 op basis van monitoring-nsl. Uit de figuur blijkt dat de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 langs De Zomerdijk lager is dan de jaargemiddelde grenswaarde van 40 µg/m³ voor de beide stoffen. De Zomerdijk is de dichtstbijzijnde weg waar toetsingspunten zijn.
Jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10; peiljaar 2013 (bron www.monitoring-nsl.nl).
Daarnaast is op de kaart van de Atlas leefomgeving te zien dat de waarden op de locatie Clinckhoeff tussen de 27-29 µg/m³ liggen en daarmee dus ruim lager dan de grenswaarde van 40 µg/m³.
Jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 (bron www.atlasleefomgeving.nl).
De trend is dat in de toekomst de emissies en de achtergrondconcentraties van deze stoffen zullen dalen, waardoor geen overschrijdingen van de grenswaarden zijn te verwachten. Daarnaast is het de berekening worst-case. De sneltram met een halte in het plangebied en de appartementen op zeer korte afstand van de winkels zal ongetwijfeld tot een wat lager autogebruik leiden.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen oplevert voor de toevoeging van 33 woningen en de extra 1.400 m² bvo supermarktruimte. Omgekeerd draagt ook de realisatie van de toevoeging niet bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit
Daarnaast zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening ter plaatse van het plan de jaargemiddelde achtergrondconcentraties NO2 en PM10 bepaald. Deze waarden zijn lager dan de gestelde grenswaarden uit bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit. Een overschrijding van de grenswaarden is dan ook niet te verwachten en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In september 2013 is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door SPA Ingenieurs voor de realisatie van de nieuwe woningen op de locatie van De Clinckhoeff. De situatie is beoordeeld aan de hand van de Wet geluidhinder, de Wet ruimtelijke ordening en het gemeentelijke geluidbeleid.
Doel van dat onderzoek is het bepalen van de geluidbelasting binnen het plangebied voor zover deze wordt veroorzaakt door het relevante verkeer.
Het nieuwe appartementengebouw ligt binnen de bebouwde kom. De appartementen liggen in de geluidzones van De Baan/Oranje Nassaulaan, de Televisiebaan en de sneltram Utrecht-IJsselstein. De overige wegen (o.a. De Clinckhoeff en de Planetenbaan) liggen op grotere afstand van het plangebied en/of de verkeersintensiteit is er dusdanig gering, dat deze wegen niet relevant zijn met betrekking tot de geluidbelasting.
Conclusie
Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op het appartementengebouw ten gevolge van:
Voor drie van de woningen bedraagt het totale geluidsniveau LCUMplus meer dan 53 dB Lden maar minder dan 64 dB Lden. Dit betekent dat voor deze woningen een geluidluwe gevel of geluidluwe buitenruimte aanwezig moet zijn en er minimaal 1 verblijfsruimte aan de geluidluwe zijde moet zijn gesitueerd. Het gaat hierbij om de woningen op de kop van het gebouw, direct aan De Baan
Voor de andere woningen bedraagt het totale geluidsniveau LCUMplus tussen de 48 en 53 dB wat betekent dat moet worden gestreefd naar een geluidluwe gevel of een geluidluwe buitenruimte. Voor 11 van de woningen is er sprake van een geluidluwe gevel.
Stedenbouwkundige positie
Aansluiting nieuwe appartementengebouw op de omgeving + plattegrond appartementenverdieping (bron: VVKH architecten)
De nieuwbouw vormt een stedenbouwkundige poort met de nieuwbouw aan de overzijde van De Baan. Daarnaast vormt het een begeleiding van de trambaan en geeft hieraan een nieuw 'sociaal' gezicht dat de veiligheid van deze belangrijke route bevorderd. De uitstekende balkons hebben hier een positieve bijdrage aan. Daarnaast zijn deze balkons aan de zuidzijde voor de gebruikers en de corporatie wenselijk.
Het eventueel in noordelijk richting opschuiven van de woningen zorgt er voor dat zowel ruimtelijk als sociaal het gebouw de gewenste functie niet meer vervult. Het gebouw komt verder van de toren aan de overzijde te staan en van de trambaan. Daarbij zal dan de financiële haalbaarheid in gevaar komen omdat het gebouw minder appartementen kan bevatten doordat het korter moet worden door de bocht die De Baan maakt.
Ook aan de zijde van De Baan staat het gebouw nu met zijn 'voeten' op straat. Aan deze zijde is de entree naar de appartementen gemaakt zodat een levendige gevel op de hoek trambaan en De Baan ontstaat (zie onderstaande impressie). Dit is een uitdrukkelijke stedenbouwkundige wens.
Geluidsluwe gevels en buitenruimten
In het akoestisch rapport zijn al diverse maatregelen onderzocht om de geluidbelasting op de gevels te reduceren tot de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder. Deze maatregelen zijn om diverse redenen niet gewenst of reëel.
Om een geluidluwe gevel te realiseren is het volgende overwogen: De galerijzijde is maar gedeeltelijk geluidluw (de westelijke helft). Door een scherm (vliesgevel) voor de gehele oostelijke helft van de galerij te plaatsen is het mogelijk om alle appartementen te voorzien van een geluidluwe gevel. Er hoeven dan ook geen aanvullende maatregelen meer aan de buitenruimten getroffen te worden. Deze vliesgevel is echter vanuit architectonisch, stedenbouwkundig (geen andere appartementen in de omgeving hebben dergelijke vliesgevels) en financieel (extra kosten in aanschaf en onderhoud) oogpunt niet gewenst.
De buitenruimten liggen allen aan de spoorzijde. Bij de twee oostelijke appartementen is gekozen om op elke laag een inpandige buitenruimte te realiseren (loggia). De overige appartementen hebben een klein uitwendig balkon. Bij deze overige appartementen zou een loggia een te groot ruimteverlies voor de woning betekenen. De corporatie heeft ook de wens geuit dat zoveel als mogelijk uitwendige balkons toepast dienen te worden.
Binnen de loggia's en balkons zal de geluidbelasting met maatregelen iets kunnen afnemen. Bij de loggia's kan een reductie van maximaal 3 dB behaald worden, tenzij de opening echt sterk verkleind wordt. Het dan de vraag in hoeverre het hier nog een buitenruimte betreft. Ook de balkons zouden aan alle zijden grotendeels gesloten moeten worden om een vergelijkbare reductie te behalen. Met maatregelen aan de loggia's en balkons is het niet mogelijk om de gewenste geluidluwe zijde te realiseren. Ook zullen deze buitenruimten na maatregelen niet geluidluw zijn.
Geconcludeerd wordt dat het niet mogelijk is om met reële, haalbare, maatregelen, voor alle appartementen een geluidluwe gevel realiseren, of een geluidluwe buitenruimte.
Hogere waarden
De positie van de woningen is dus door meerdere aspecten bepaald op de huidige positie. Feit is dat het plan rondom drukke (spoor)wegen kent. Gezien deze situatie van het bouwplan en de hoge geluidbelastingen zal het niet mogelijk zijn om de geluidbelasting bij de nieuwe woningen volledig te reduceren tot maximaal 48 dB (de voorkeurswaarde). Om deze woningen te kunnen realiseren moet de gemeente IJsselstein hogere waarden, ten gevolge van het verkeerslawaai vaststellen en vastleggen in het kadaster.
In de uitwerking zal nader bekeken worden in hoeverre zo maximaal mogelijk de geluidniveaus binnen de buitenruimte gereduceerd kunnen worden.
Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.
Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI).
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is het wettelijke kader vastgelegd in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de onderliggende regelgeving. De gewijzigde wet- en regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in verband met de totstandkoming van het Basisnet zal volgens de laatste inzichten op 1 januari 2014 in werking treden.
Het beleid voor ondergrondse buisleidingen is vastgelegd in het Besluit Externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang:
Beleidskader elektromagnetische straling
Voor hoogspanningslijnen is het beleidskader beschreven in het 'Advies met betrekking tot hoogspanningslijnen' (Min. VROM d.d. 5 oktober 2005). Hierin adviseert de Staatssecretaris van VROM het in acht nemen van een veiligheidszone, waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.
Voor zendmasten (omroep/GSM/UMTS) zijn in de EU-publicatie 1999/519/EG blootstellinglimieten aanbevolen voor personen die permanent in de nabijheid van zendmasten verblijven. Nederland heeft deze aanbeveling overgenomen en opgenomen in de Telecommunicatiewet.
Onderstaande afbeelding toont de omgeving van het plangebied.
Externe veiligheidsbronnen
Risicobedrijven
De meest nabije risicobron is een LPG-tankstation langs de A2. Gezien de afstand van 1.000 meter spelen de risico's hiervan voor het plangebied geen rol. Er zijn in de omgeving geen andere risicovolle inrichtingen aanwezig waarvan de risicocontouren het plangebied kunnen beïnvloeden.
Transport van gevaarlijke stoffen
Ten westen van het plangebied ligt op circa 1.000 meter afstand de Rijksweg A2, die onderdeel is van het Basisnet Weg. Deze afstand is zo groot dat het plangebied ruimschoots buiten de risicocontouren van de A2 ligt. Er zijn in de omgeving ook geen andere aangewezen routes voor gevaarlijke stoffen waarvan de risicocontouren het plangebied kunnen beïnvloeden. Voor zover over lokale wegen in de nabijheid van het plangebied gevaarlijke stoffen worden vervoerd, is dat alleen toegestaan mits daarvoor een ontheffing is verleend of betreft het stoffen die niet onder de ontheffingsplicht vallen (bijv. benzine of diesel). De frequentie van dit locale vervoer is zodanig beperkt dat de risico's niet tot nadelige effecten voor de directe omgeving leiden.
Buisleidingen
Ten noordwesten van het plangebied ligt een regionale aardgasleiding. De afstand tot de leiding bedraagt circa 400 meter. Het plangebied wordt daarom niet beïnvloed door de risico's van deze buisleiding. Ten oosten van het plangebied ligt aan de andere zijde van de A2 een kerosineleiding van Defensie. Ook met de risico's van deze leiding hoeft, gezien de grote afstand, geen rekening gehouden te worden.
Elektromagnetische stralingsbronnen
Hoogspanningslijnen
Het plangebied ligt niet binnen de indicatieve veiligheidszone van een hoogspanningslijn, waarbinnen beperkingen gelden voor het oprichten van gevoelige objecten.
Zendmasten
Uit de gegevens op de website www.antenneregister.nl blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen zendmasten aanwezig zijn die overschrijdingen kunnen veroorzaken van de geldende blootstellinglimieten voor elektrische en magnetische veldsterkten.
Conclusie
Er zijn vanwege externe veiligheid en elektromagnetische straling geen belemmeringen voor het plangebied.
In oktober 2013 is er een quickscan externe veiligheid uitgevoerd ten behoeve van het bouwplan aan de Clinckhoeff 2 in IJsselstein.
Het doel van de quickscan is om een uitspraak te kunnen doen over eventuele knelpunten op het vlak van externe veiligheid en elektromagnetische straling. Daarbij wordt gekeken of voor het initiatief verder (kwantitatief) onderzoek nodig is op dit vlak. Met de quickscan zijn risicobronnen in de omgeving van het plangebied geïnventariseerd, voor zover het plangebied zich binnen hun invloedsgebied bevindt. Op basis van de verzamelde informatie is een inschatting gegeven van eventuele vervolgacties.
Conclusie
Samenvattend kan op basis van de uitgevoerde quickscan externe veiligheid voor het bouwplan aan de Clinckhoeff 2 in
IJsselstein worden geconcludeerd, dat er vanwege externe veiligheid in de huidige en toekomstige situatie geen belemmeringen zijn op het gebied van externe veiligheid en elektromagnetische straling.
Deze aspecten staan de voorgenomen ontwikkelingen dan ook niet in de weg. Vervolgonderzoek of een verantwoording van het groepsrisico is niet nodig.
Voor de volledige rapportage wordt verwezen naar Bijlage 5 Externe veiligheid.
Econsultancy heeft in opdracht van Bunnink Projekten op 15 en 17 oktober 2013 een archeologisch bureauonderzoek en op 18 oktober 2013 een inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase) door middel van boringen uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd in verband met de voorgenomen renovatie van het bestaande winkelcentrum en de realisatie van nieuwbouw ten behoeve van wonen, winkels en parkeren.
Onderstaand de samenvatting en conclusie uit dit rapport. Voor de volledige rapportage wordt verwezen naar bijlage 5.
Het bureauonderzoek toonde aan dat er zich mogelijk archeologische waarden in het plangebied zouden kunnen bevinden. In het bijzonder de ligging op de beddinggordel van Wiersch en de ligging op/nabij de beddinggordel van de Hollandse IJssel verhoogt de kans daarop. Daarom is/zijn aansluitend een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd.
De aangetroffen bodemopbouw bestaat uit komafzettingen van de stroomgordel van de Hollandse IJssel, gelegen op een afwisseling van komklei van de stroomgordel van Oudland en veen. Hieronder zijn kom-, oever- en beddingafzettingen van de stroomgordel van Wiersch aangetroffen.
Binnen het gehele plangebied is aan het maaiveld een (sub)recent geroerd pakket (verharding, ophoogzand en onderliggende Apb-horizont) aangetroffen, met een dikte van minimaal 80 cm. Bodemingrepen dieper dan dit pakket vormen een bedreiging voor eventueel aanwezige archeologische waarden. Eventueel aanwezige resten uit de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd worden direct onder de recent geroerde/opgebrachte lagen verwacht. Hiervoor geldt een middelhoge verwachting voor het zuidwestelijke deel van het noordelijke deelgebied.
Voor de overige delen van het plangebied geldt een lage verwachting voor deze periode. Vanaf een diepte van circa 3,8 m -mv liggen de afzettingen van de stroomgordel van Wiersch. Voor deze afzettingen geldt een middelhoge verwachting voor het Neolithicum. Ter plaatse van boring 4 is sprake van een crevasse, waardoor resten verwacht kunnen worden vanaf 2,9 m -mv. Ook hiervoor geldt een middelhoge verwachting.
Ter plaatse van de noordwestelijke en zuidoostelijke delen van het noordelijke deelgebied is nieuwbouw gepland. In de plannen is geen onderkeldering opgenomen. Verwacht wordt derhalve dat geen graafwerkzaamheden plaats zullen vinden die dieper reiken dan de (sub-)recente lagen. Wel zal de bebouwing gerealiseerd worden op palen. Deze palen zullen leiden tot een verstoring van eventueel aanwezige archeologische resten in de crevasse en in de afzettingen van de stroomgordel van Wiersch. Bovendien dient in de zuidwestelijke hoek rekening gehouden te worden met archeologische resten uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd, direct onder de recente toplaag. De verstoring als gevolg van deze palen is zeer plaatselijk. Het effect daarvan op eventueel aanwezige archeologische waarden is afhankelijk van verschillende factoren, waaronder het type paal, de wijze van aanbrengen en de dichtheid van de palen.
Buiten bovenstaande nieuwbouw omvatten de huidige ontwikkelingsplannen onder andere de renovatie van bestaande winkelpanden en een herinrichting van de omliggende terreindelen. De bodemingrepen die hiermee gepaard gaan worden niet verwacht dieper te reiken dan de recente toplaag (circa 1 m). Hier worden dan ook geen archeologische waarden bedreigd.
In het zuidelijke deelgebied is sprake van een (sub)recente ophogingslaag tot circa 2,1 m -mv. Hier-onder is sprake van een grotendeels intacte bodemopbouw. Het merendeel van dit deelgebied is echter onderdeel van het talud van de huidige oever. Hierdoor zal het archeologisch niveau deels al verloren zijn gegaan. De verstoring van eventueel aanwezige archeologische resten is hier met name afhankelijk van de diepte van de graafwerkzaamheden en de situatie van het nieuwe talud ten opzichte van het bestaande talud.
Selectieadvies
In het noordelijke deelgebied worden eventueel aanwezige archeologische waarden met name bedreigd door de geplande paalfunderingen. De gegevens betreffende deze paalfunderingen zijn echter nog niet bekend. Indien de fundering op basis van de aard en de dichtheid van het palenplan een bedreiging vormen voor het aanwezige archeologische erfgoed, dan dient voorafgaand bepaald te worden of ter plaatse van de bodemingrepen sprake is van een archeologische vindplaats. Dit dient uitgevoerd te worden in de vorm van een karterend booronderzoek. Hierbij dient rekening gehouden te worden met prehistorische resten in de afzettingen van de Wiersch stroomgordel (vanaf circa 3,8 m -mv) en in de crevasse ter plaatse van boring 4 (vanaf circa 2,9 m -mv) en met resten uit de Middel-eeuwen - Nieuwe tijd direct onder de recent geroerde/opgebrachte lagen (circa 1 m -mv), in de zuid-westelijke hoek van het deelgebied. Het is aan het bevoegd gezag om, aan de hand van het nog op te stellen palenplan, te bepalen of dit karterend booronderzoek noodzakelijk is.
Ter plaatse van het zuidelijke deelgebied kunnen archeologische resten uit de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd worden verwacht op een diepte van circa 2,1 m -mv (0,8 m -NAP; onder de (sub)recente ophogingen) en resten uit het Neolithicum op een diepte van circa 4,4 m -mv (3,1 m -NAP). De graafwerkzaamheden betreffen hier een smalle, langgerekte strook. Bovendien is het merendeel van de af te graven grond al onderdeel van het talud van de huidige oever, waardoor de archeologische niveaus hier deels al zullen ontbreken. Op basis van profielen van het huidige oevertalud en de nieuw te realiseren oever, zal door het bevoegd een afweging moeten worden gemaakt of verder archeologisch onderzoek hier noodzakelijk is.
Conclusie
De Omgevingsdienst Regio Utrecht heeft het onderzoek beoordeeld en adviseert om het plangebied vrij te geven tot op 30 cm boven het relevante archeologisch relevante niveau, d.w.z. 2,6 m onder maaiveld. In de praktijk betekent dit dat alle voorgenomen werkzaamheden vrijgesteld zijn van verder archeologisch onderzoek, met uitzondering van heien.
Daarnaast wordt geadviseerd om ook het heien vrij te stellen van archeologisch onderzoek, indien gebruik wordt gemaakt van een archeologisch vriendelijk palenplan. Richtlijn hiervoor is een afstand van 5 m tussen de heipalen. Op deze wijze blijft een eventuele vindplaats zodanig behouden, dat archeologische resten hiervan in de toekomst nog goed vindbaar zijn. Tevens maakt een afstand van 5 m tussen de heipalen een archeologische opgraving met gebruikmaking van een graafmachine mogelijk, zonder dat hiervoor eerst heipalen verwijderd hoeven te worden. Dit zorgt namelijk voor een verdere verstoring van de bodem.
De initiatiefnemer heeft aangegeven gebruik te maken van een archeologisch vriendelijk palenplan. Op de verbeelding van dit wijzigingsplan wordt nog wel deels een dubbelbestemming opgenomen ter beperking van bebouwing beneden de aangegeven 2,60 m onder maaiveld.
Voor het onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 6 Archeologie en voor het advies van de ODRU wordt verwezen naar Bijlage 7 Beoordeling archeologie
Verkennend onderzoek
Econsultancy heeft in opdracht van Bunnink Projekten op 3 januari 2014 een quickscan flora en fauna uitgevoerd in het gebied van het winkelcentrum en het deel ten zuiden van de trambaan waar het parkeren wordt gerealiseerd, en ten gevolge daarvan een aanpassing van het water wordt gerealiseerd.
Onderstaand de samenvatting en conclusie uit dit rapport. Voor de volledige rapportage wordt verwezen naar Bijlage 8 Flora en fauna.
De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in tabel IV. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabel is verkort weergegeven welke maat-regelen te treffen zijn om overtreding van de Flora- en faunawet voor bepaalde soortgroepen te voor-komen.
Tabel IV. Overzicht geschiktheid onderzoekslocatie voor soortgroepen en te nemen vervolgstappen
Broedvogels
Ten aanzien van algemene broedvogels kunnen overtredingen worden voorkomen door rekening te houden met het broedseizoen. Met betrekking tot de vijver kan overtreding ten aanzien van vissen, waaronder de kleine modderkruiper worden voorkomen door de werkzaamheden zorgvuldig uit te voeren.
Vleermuizen
De bebouwing op de onderzoekslocatie is in potentieel geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen, vanwege de aanwezigheid van open stootvoegen die toegang verlenen tot de spouwmuren. Uit nadere inspectie is gebleken dat de spouw geschikt is als verblijfplaats. Er werd in de spouw geen isolatiemateriaal waargenomen. De stootvoegen zijn dermate klein dat deze alleen geschikt zijn voor gewone dwergvleermuizen en niet voor de grotere laatvlieger of meervleermuis. Gewone dwergvleermuizen kunne de bebouwing in principe gebruiken als zomerverblijf, kraamverblijf en als baltsverblijf.
In de bomen op de onderzoekslocatie zijn geen holtes waargenomen. De aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen in de te kappen bomen kan op voorhand worden uitgesloten.
Het is door de onderlinge afstand tot de bebouwing in de omgeving niet aannemelijk dat er in de directe invloedssfeer van de onderzoekslocatie potentiële verblijfplaatsen aanwezig zijn die negatieve invloed kunnen ondervinden van de werkzaamheden.
De vijver op de onderzoekslocatie zal naar verwachting worden gebruikt als foerageergebied voor watervleermuizen, maar ook voor gewone dwergvleermuizen is deze geschikt, vanwege de aanwezigheid van bomen. Het mogelijke verlies van foerageermogelijkheden door demping van de vijver is voor wat betreft zijn omvang gering. Het wateroppervlak dat verloren gaat wordt ter plekke gecompenseerd, waardoor negatieve effecten uitblijven. Hierbij wordt er van uitgegaan dat er geen verlichting wordt toepast dat over de vijver schijnt.
Vleermuizen maken veelal gebruik van lijnvormige (donkere) landschapselementen als houtsingels, beken en lanen om zich te verplaatsen tussen verblijfplaatsen en foerageergebieden. De trambaan vormt een lijnvormig element dat ter hoogte van de onderzoekslocatie enigszins wordt onderbroken. Het is op voorhand niet met zekerheid te stellen of ter plaatse van de onderzoekslocatie sprake is van een functie als vliegroute en in hoeverre de spaarzaam aanwezige bomen hierbij van betekenis zijn. Het is echter ook mogelijk dat de masten en bovenleiding van de trambaan voor vleermuizen een geleidende structuur bieden.
Op basis van de nader te verkrijgen informatie kan worden bepaald of verstoring/overtreding door de ingrepen ten aanzien van vleermuizen aan de orde is. De mogelijk aanwezige verblijffuncties van de betreffende beschermde gewone dwergvleermuizen vormen echter geen belemmering voor de bestemmingsplanwijziging. Ook ten aanzien van een eventuele functie als vliegroute geldt dat middels het tijdig treffen van de juiste maatregelen en het eventueel aanvragen van een ontheffing de voorgenomen plannen kunnen worden uitgevoerd.
Overige soorten
Voor beschermde soorten behorend tot de overige soortgroepen zijn overtredingen ten aanzien van de Flora- en faunawet wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde. Wel dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht.
Conclusie
De eventuele functie van het plangebied als vliegroute van de watervleermuis en de gewone dwergvleermuis vormt geen belemmering van de ontwikkelingen die in het wijzigingsplan mogelijk worden maakt, indien tijdig de juiste maatregelen worden genomen én een eventuele ontheffing wordt verleend.
Onderzoek naar genoemde vleermuizen is gekoppeld aan specifieke tijden in het jaar. Dit onderzoek loopt op dit moment en zal in oktober worden afgerond en bij het vast te stellen wijzigingsplan worden gevoegd.
Op dit moment is volledig onderzoek dus nog niet mogelijk geweest, maar in dit stadium is wel een risico-analyse gemaakt wat de consequenties zijn als de vleermuizen daadwerkelijk worden aangetroffen.
Uit het onderzoek komt naar voren dat:
De meeste bestaande bebouwing wordt gehandhaafd. Enkel het westelijke deel zal vervangen worden door de nieuwe discounter. Voor eventuele verblijfplaatsen zullen compenserende maatregelen genomen worden in de vorm van voorzieningen in de nieuwbouw en/of nieuwe, losse, kasten.
De trambaan zal uiteraard behouden blijven. De enige ingreep die eventueel invloed zou kunnen hebben is de kap van de twee bomen ten zuiden van, en parallel aan de trambaan, bij de bestaande sporthal. Vanwege de noodzakelijke parkeerruimte kunnen de bestaande bomen zeer waarschijnlijk niet gehandhaafd worden, maar er kunnen wel nieuwe bomen worden aangeplant ter compensatie.
Er is een financiële reservering in de exploitatie opgenomen voor eventuele maatregelen. Daarbij is gekeken naar ruimtelijke oplossingen en of ook die ook uitvoerbaar zijn binnen de kaders van het wijzigingsplan. De gemeente is dan ook van mening dat de uitvoerbaarheid bij het aantreffen van vleermuizen niet in het geding is.
Bij vaststelling van het wijzigingsplan zullen de onderzoeksresultaten zijn opgenomen en de relevante rapportages als bijlage worden opgenomen. Tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden dient het bepaalde in de Flora- en faunawet in acht te worden genomen, hetgeen – zie tabel IV en bovenstaande – goed mogelijk is.
Vleermuizenonderzoek
In vervolg op het bovengenoemde verkennend onderzoek heeft Econsultancy op 2 oktober 2014 het aanvullend vleermuizenonderzoek afgerond. Hieruit komt de volgende conclusie naar voren:
Conclusie zomer- en kraamverblijfplaatsen
Tijdens geen van de uitgevoerde veldbezoeken zijn in- of uitvliegende vleermuizen waargenomen op de onderzoekslocatie. De aanwezigheid van een functie als kraamverblijf of zomerverblijf kan hiermee worden uitgesloten.
Conclusie paar/baltsverblijven
Met voldoende zekerheid kan worden gesteld dat in de bebouwing op de onderzoekslocatie geen paarverblijven aanwezig zijn. Er is ook geen sprake van terreindelen door vleermuizen waar baltsvluchten worden uitgevoerd.
Conclusie vliegroute
Tijdens geen van de veldrondes werden lijnvormige vliegbewegingen waargenomen. De aanwezigheid van een vliegroute langs de trambaan is middels het onderzoek niet aangetoond. Gelet op de verlichting ter plaatse is een dergelijke functie ook niet aannemelijk.
Voor de volledige rapportage wordt verwezen naar Bijlage 16 Vleermuizenonderzoek.
Bij de ontwikkelingen die middels dit wijzigingsplan mogelijk worden gemaakt, is het noodzakelijk aan te tonen in hoeverre de beoogde plannen financieel haalbaar zijn en wie de risicodragende partij is. In dit kader is in artikel 6.12 Wro bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen 'indien een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen'. Hiervan kan worden afgeweken indien de plankosten anderzijds zijn verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst. In dit geval zal er, voordat het wijzigingsplan ter visie zal worden gelegd, een anterieure overeenkomst met de ontwikkelende partij worden afgesloten.
Met de ontwikkelaar van het vernieuwingsproject winkelcentrum Clinckhoeff, Bunnik's Exploitatiemaatschappij IJsselstein B.V. is in vervolg op een in 2012 gesloten samenwerkingsovereenkomst een exploitatieovereenkomst gesloten.De ontwikkeling vindt plaats voor rekening en risico van de ontwikkelaar.
Het doel van deze exploitatieovereenkomst is om te komen tot de beoogde ontwikkeling van alle fasen van de vernieuwing van het winkelcentrum Clinckhoeff en derhalve de realisering van nieuwbouw, de renovatie van een deel van het bestaande winkelcentrum en herinrichting van het openbare gebied. In de overeenkomst zijn afspraken vastgelegd over de samenwerking tussen partijen, de wederzijdse rechten en plichten en voorts afspraken over onder meer: de financiële aspecten die te maken hebben met de ontwikkeling en realisering van het vernieuwingsproject (o.a. kostenverhaal); de fasering; de vergoeding van de schade als bedoeld in afdeling 6.4 Wet ruimtelijke ordening (planschade); maatregelen tijdens de bouw; herinrichting openbaar gebied; duurzaamheidsmaatregelen; geschillenbeslechting en ontbinding van de overeenkomst.
De gemeente neemt een inspanningsverplichting op zich om haar publiekrechtelijke verplichtingen en bevoegdheden zodanig uit te oefenen dat de overeenkomst kan worden uitgevoerd conform de in de overeenkomst vastgelegde afspraken.
Voor de ISV subsidie, beschikbaar voor deze ontwikkeling, is een beschikking afgegeven aan de ontwikkelaar die uitgaat van een realistische planning die gevolgd wordt in de planontwikkeling.
Bunnik Projekten heeft tevens overeenkomsten gesloten met alle voor de uitvoering van het plan relevante partijen.
Op grond van de bepaling in artikel 1.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft het ontwerp wijzigingsplan met ingang van 13 maart 2014 tot en met 23 april 2014 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Naar aanleiding van ingediende zienswijzen en ambtelijke overwegingen is besloten het plan in aangepaste vorm opnieuw ter inzage te leggen in de periode van 17 juli 2014 tot en met 27 augustus 2014. In deze laatste periode zijn zeven zienswijzen ingediend en er is een reactie van het hoogheemraadschap binnen gekomen.
De zienswijzen zijn samengevat en voorzien van een beantwoording in Bijlage 18 Nota Zienswijzen. Hierin is tevens aangegeven of de zienswijzen hebben geleid tot een wijziging van het bestemmingsplan.
Daarnaast is het inmiddels afgeronde vleermuizenonderzoek aan dit wijzigingsplan toegevoegd.
In dit bestemmingsplan wordt gestreefd naar de juridische verankering van de bestaande ruimtelijke situatie binnen het plangebied. Het bestemmingsplan is opgesteld als een globaal gedetailleerd plan. Er wordt namelijk voorzien in enige mate van flexibiliteit, zodat kleinschalige uitbreidingsmogelijkheden niet meteen tot wijziging van het bestemmingsplan zullen leiden. Hierdoor ontstaat de ruimte om beter in te kunnen spelen op de dan bestaande behoefte. Anderzijds is het plan wel gedetailleerd in die zin, dat, vastgelegd is in de verbeelding waar welke functies toegestaan zijn en waar hoofdgebouwen gerealiseerd zijn.
In dit bestemmingsplan Clinckhoeff wordt gebruikgemaakt van de landelijke richtlijnen en wetgeving.
De planregels zijn zoveel mogelijk afgestemd op het moederplan en opgedeeld in 4 hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk worden de inleidende regels gegeven. In het tweede hoofdstuk is de bestemmingsregeling gegeven die gelden voor het plangebied. In hoofdstuk 3 zijn vervolgens de algemene regels opgenomen. Tot slot staan in hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels. In de onderstaande paragrafen wordt per artikel uiteen gezet wat de functie van het artikel is binnen het bestemmingsplan.
Begrippen (Artikel 1) en Wijze van meten (Artikel 2)
De begrippen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, worden in artikel 1 nader gedefinieerd. Bij toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel opgenomen definities van de begrippen. Naast begrippen zijn in het bestemmingsplan hoogte- en andere maten opgenomen die van belang zijn bij het bouwen van bouwwerken. Artikel 2 van de regels geeft een nadere omschrijving hoe de bedoelde maten gemeten moeten worden.
Detailhandelsvestigingen, zoals het winkelcentrum De Clinckhoeff, is opgenomen binnen deze bestemming. Binnen deze bestemming zijn horecabedrijven tot ten hoogste categorie 1c toegestaan. Binnen de bestemming zijn aanduidingsvlakken opgenomen voor de bouwhoogte en mogelijkheid voor wonen en parkeren.
Binnen het plangebied is structuurbepalend groen aan de zuidzijde opgenomen. Deze gronden zijn bestemd als Groen. Binnen de bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 3 m. Om enige flexibiliteit in het bestemmingsplan te houden is binnen de bestemming de mogelijkheid opgenomen om binnen de bestemming nutsvoorzieningen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden aan te leggen.
Voor wegen is de bestemming Verkeer opgenomen. Daar waar de bestemming Verkeer gericht is op de verblijfsfunctie, is deze bestemming met name gericht op de ontsluiting van het gebied. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.
Door het plangebied loopt een tramlijn, deze gronden en de bijbehorende voorzieningen zijn bestemd als Verkeer – Railverkeer.
Artikel 7 Waarde - Archeologie - 1
De aanwezige archeologische waarden worden middels deze bestemming beschermd. In het moederplan betrof het een gebiedsaanduiding onder artikel 28. In dit wijzigingsplan is besloten hier een dubbelbestemming van te maken.
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
Waterkeringen, in het plangebied de Hollandsche IJssel en de IJslandswetering, hebben ter bescherming van de waterkering deze bestemming gekregen.
Artikel 11 anti-dubbeltelregel
De regel is om te voorkomen dat mocht in het bestemmingsplan zijn bepaald, dat bij een gebouw een open terrein verplicht is, dat terrein nog eens meetelt bij de beoordeling van een aanvraag van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke verplichting wordt gesteld.
Artikel 12 algemene gebruiksregels
Hoewel het verbod om gronden en opstallen in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken is vastgelegd in de Wet ruimtelijke ordening, wordt dit verbod in dit artikel gespecificeerd.
Artikel 13 algemene afwijkingsregels
Dit artikel is opgenomen om ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan met een algemene bevoegdheid mogelijk te maken. De regeling voorziet in een duidelijke begrenzing van het toepasbaar bereik van de afwijking.
Artikel 14 algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen. Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt geen verplichting in. Deze bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt veranderd.
Artikel 15 – Overgangsrecht
Het overgangsrecht ten aanzien van het bouwen staat verwoord in artikel 3.2.1 Bro. Dit artikel is, rekening houdend met de terminologie uit de Wabo, één op één overgenomen in dit bestemmingsplan. Een bouwwerk dat op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt aanwezig is, dan wel planologisch mogelijk is en afwijkt van het plan, mag gedeeltelijk worden vernieuwd, veranderd of in het geval van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De aard van het gebouw mag hierbij niet veranderen en ook mag de omvang niet worden vergroot. Eventuele uitbreiding is slechts mogelijk met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag. Het voorgaande geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het moment van in werkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd zijn met het hiervoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.
Het tweede lid gaat in op het gebruik van (on)bebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Ander strijdig gebruik is niet toegestaan.
Artikel 16 – Slotregel
Het laatste artikel van het bestemmingsplan betreft de slotregel, waarin de naam, zoals de regels aangehaald kunnen worden, is opgenomen.
Bijlage 7 Beoordeling archeologie
Bijlage 9 Winkelstructuur IJsselstein
Bijlage 10 Notitie supermarktstructuur IJsselstein
Bijlage 11 Actualisatie DPO supermarktstructuur
Bijlage 12 Aanvullend wateradvies
Bijlage 13 DPO en supermarktinitiatieven BSO
Bijlage 14 Supermarktstructuur City Works