KERN BATENBURG 2008 (juridische toelichting)
Het bestemmingsplan Kern Batenburg 2008
bestaat uit een plankaart, voorschriften en een toelichting. De plankaart en de
voorschriften tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Kaart en
voorschriften dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden bezien en
toegepast.
Het bestemmingsplan is aan te merken als een
beheersplan. Met de plansystematiek en de tekenwijze is zoveel mogelijk
aangesloten bij het ‘Handboek (Digitale) bestemmingsplannen Gelderland’ van
maart 2005. Hiermee sluit het plan tevens aan bij de doelstellingen van de
Digitale Uitwisseling Ruimtelijke Processen (DURP) van VROM en de Standaard
Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2006 van VROM.
Als gevolg van deze aanpak is het plan
digitaal uitwisselbaar overeenkomstig het InformatieModel Ruimtelijke Ordening
(IMRO).
Het bestemmingsplan kent globaal de volgende
opbouw:
-
het
plangebied (alle gronden binnen de begrenzing van het plan);
-
de
bestemmingen (de in het plangebied voorkomende functies zijn ondergebracht in
de diverse bestemmingen / dubbelbestemmingen). Dubbelbestemmingen kunnen meer
dan één bestemming overlappen en hebben een aanduiding op de kaart: bijv.
Archeologisch waardevol gebied); de dubbelbestemmingen vormen de primaire
toets;
-
de
bouwvlakken (binnen de bestemmingen zijn bouwvlakken aangegeven waarbinnen, op
uitzonderingen na, de bebouwing zich mag bevinden);
-
voor
bepaalde specifieke aan de bestemming gekoppelde functies, te beschermen
karakteristieke waarden en/of maatvoeringseisen zijn binnen de bestemming
aanduidingen opgenomen. Binnen de woonbestemming is een zone aan- en/of
uitbouwen alsmede bijgebouwen opgenomen.
De hierboven genoemde opbouw vindt zijn
doorvertaling naar de bestemmingsplanvoorschriften. Behoudens de tot de
ondergrond behorende informatie (topografische gegevens die een afspiegeling
zijn van het grondgebruik waaronder bebouwing, wegen en paden, percelen, water
en de kadastrale(eigendoms) gegevens zoals kadastrale percelen met nummers,
huisnummers e.d.) hebben alle op de plankaart aangegeven zaken een koppeling
met de bestemmingsplanvoorschriften.
De planvoorschriften zijn ondergebracht in
vijf paragrafen:
·
Paragraaf
1 (inleidende bepalingen), met daarin begripsbepalingen en meetvoorschriften
die van belang zijn voor de toepassing en interpretatie van de voorschriften in
de overige hoofdstukken.
· Paragraaf 2 (algemene beschrijving in hoofdlijnen), die mede een afstemmingskader vormt bij het uitoefenen van een vrijstellingsbevoegdheid, het verlenen dan wel weigeren van een aanlegvergunning, het uitoefenen van wijzigingsbevoegdheid en het stellen van nadere eisen;
·
Paragraaf
3 (bepalingen bij de bestemmingen), waarin per bestemming een
doeleindenomschrijving, bouwvoorschriften en eventueel
vrijstellingsbevoegdheden of bevoegdheden tot het stellen van andere eisen
worden gegeven.
·
Paragraaf
4 (algemene bepalingen), waarin algemeen geldende gebruiks-, vrijstellings- en
wijzigingsbepalingen en een aantal standaardbepalingen zijn opgenomen. In dit
hoofdstuk is tevens een algemeen geldende regeling opgenomen inzake ondergronds
bouwen.
·
Paragraaf
5 (slotbepalingen), waarin een aantal gebruikelijke slotbepalingen is te
vinden, waaronder het overgangsrecht, procedurevoorschriften, een strafbepaling
en een citeertitel.
Belangrijke begrippen in het plan zijn de
begrippen bestemming(svlak), bouwvlak en bouwperceel. Hoewel deze begrippen
worden omschreven in artikel 1 van de voorschriften is enige toelichting op
zijn plaats.
Een bestemming(svlak) is een aaneengesloten
vlak op de plankaart, dat één en dezelfde bestemming heeft. De bij een
bestemming behorende voorschriften gelden afzonderlijk voor elk bestemmingsvlak
met die bestemming. Voor zover daarop uitzonderingen bestaan, wordt dat in de
voorschriften uitdrukkelijk aangegeven.
In de meeste bestemmingsvlakken is op de
plankaart een bouwvlak aangegeven. Een bouwvlak is een nader begrensd gebied,
waar gebouwen (zowel hoofdgebouwen als bijgebouwen) zijn toegestaan.
Buiten het bouwvlak mogen in de regel enkel
gebouwen worden opgericht voor zover hiervoor specifieke bepalingen zijn
opgenomen, zoals bijvoorbeeld zijdelingse aanbouwen via een vrijstelling en
binnen de bestemming "Maatschappelijk (M)" in verband met het
oprichten van een gebouwtje op de begraafplaats.
Binnen de bestemming ‘Wonen beeldbepalend’
mogen buiten het bouwvlak enkel gebouwen worden opgericht, waar een ‘zone aan-
en/of uitbouwen, alsmede bijgebouwen’ aangegeven is.
Het bouwperceel is niet op de plankaart
aangegeven. In artikel 1 van de voorschriften wordt het omschreven als
"een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze voorschriften één
bouwwerk of meerdere bij elkaar behorende bouwwerken zijn toegestaan". In
feite gaat het daarbij om het stuk grond dat bij de beoordeling van een
bouwvergunningaanvraag moet worden aangemerkt als behorende bij het gevraagde
bouwwerk. Een bouwperceel is altijd gelegen binnen één bestemmingsvlak, maar
hoeft daarmee niet samen te vallen. Met name in de bestemming "wonen"
komen meerdere bouwpercelen binnen één bestemmingsvlak voor. Die bouwpercelen
vallen in de regel samen met de feitelijke begrenzing van het erf. Waar die
feitelijke begrenzing tevens de eigendomsgrens is, valt het bouwperceel samen
met het kadastrale perceel.
Bij elke bestemming zijn bouwvoorschriften
gegeven. Daarnaast is een aantal algemene voorschriften opgenomen die van
belang zijn voor de toegestane bebouwing. Afgezien van de relevante
begripsbepalingen en de meetvoorschriften in artikel 1 en 2 gaat het daarbij in
het bijzonder om de artikelen 19 en 21.
Artikel 19 (bestaande afmetingen, afstanden
en percentages) is een soort vangnetbepaling, die moet voorkomen dat legale
bouwwerken, die groter of juist kleiner zijn dan de bouwvoorschriften toestaan,
onder het overgangsrecht komen te vallen. Voor deze bouwwerken gelden de
werkelijke afmetingen als maximum dan wel minimum. Door dit in een algemeen
artikel te regelen is het niet noodzakelijk om in de eigenlijke
bouwvoorschriften allerlei uitzonderingen en voorbehouden te maken, hetgeen de
leesbaarheid van de voorschriften ten goede komt.
Artikel 21 (anti-dubbeltelbepaling) is een
standaardbepaling, die met name beoogt te voorkomen dat door bewuste of
onbewuste veranderingen van bouwpercelen en de grenzen van een bouwperceel
dubbel gebruik gemaakt kan worden van dezelfde eenmalig bedoelde
bouwmogelijkheden.
De gebruiksvoorschriften zijn ondergebracht
in artikel 17, dat betrekking heeft op alle bestemmingen. Artikel 17.1 bepaalt,
dat het verboden is gronden en daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op
een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven
bestemming. Daarmee wordt bedoeld een gebruik in afwijking van de bij elke
bestemming gegeven doeleindenomschrijving. Onder gebruiken wordt overigens mede
verstaan "doen gebruiken", "laten gebruiken" en in
"gebruik geven" (artikel 1). Dit om de handhaafbaarheid van het
algemene gebruiksverbod te waarborgen.
In artikel 22 is een algemeen geldende regeling
opgenomen inzake ondergronds bouwen. Voorschriften met betrekking tot
maatvoering gelden ook ondergronds, met daarbij de beperking, dat de diepte
maximaal
De voorschriften in verband met de
bestemmingen kennen alle eenzelfde opbouw met achtereenvolgens, voor zover
aanwezig, de volgende bepalingen:
·
doeleinden;
·
bouwen;
en, voor zover aanwezig:
·
nadere
eisen
·
vrijstellingen;
·
wijziging.
De doeleindenomschrijving is de centrale
bepaling van elke bestemming. In de doeleindenomschrijving worden limitatief de
functies genoemd die binnen de bestemming zijn toegestaan. Voorts is in de
meeste gevallen ten aanzien van beschreven doeleinden een nadere detaillering
opgenomen. De bouwvoorschriften zijn gerelateerd aan de doeleindenomschrijving.
Ook het gebruik van grond en bebouwing is gekoppeld aan de
doeleindenomschrijving (via de algemene gebruiksbepaling).
Op grond van een in de bestemming opgenomen
nadere eisenregeling kunnen nadere eisen worden gesteld aan bijvoorbeeld de
situering de kapvorm en de afmetingen van de gebouwen. Hierbij wordt afstemming
gezocht bij het behoud beheer en herstel van de cultuurhistorische waarde van
het beschermde stadsgezicht van Batenburg, de bescherming van een
karakteristiek bebouwingsbeeld, het woon- en leefmilieu en de
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
De vrijstellingsbevoegdheden en bevoegdheden
tot het stellen van nadere eisen zijn gebaseerd op artikel 15 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening (WRO) en geven het college van burgemeester en wethouders
de bevoegdheid om onder voorwaarden vrijstelling te verlenen van een specifiek
voorschrift of nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van gebouwen.
Wijzigingen zijn, voor zover het plan hierin
voorziet, mogelijk op grond van artikel 11 WRO.
In het bestemmingsplan zijn de bestemmingen in alfabetische volgorde geplaatst. Hieronder worden de specifiek aan de gronden in het plan toegekende bestemmingen artikelsgewijs behandeld. Van belang hierbij is te vermelden dat voor alle bestemmingen geldt, dat voor zover deze zijn gelegen binnen het beschermde stadsgezicht, deze mede ten doel hebben het behoud beheer en herstel van de cultuurhistorische waarde van het beschermde stadsgezicht van Batenburg. Voorts worden de aangewezen rijks- en gemeentelijke monumenten beschermd.
|
Artikel 3 “Algemene
beschrijving in hoofdlijnen”
In de beschrijving in hoofdlijnen zijn algemene, functionele en ruimtelijke aspecten alsmede de aspecten in verband met de bescherming van het beschermde stadsgezicht beschreven. Deze zijn van belang voor het behoud en de versterking van de specifieke ruimtelijke kwaliteiten van de kern Batenburg. Daar waar het plan flexibiliteitsbepalingen kent zijn deze doorgaans gekoppeld aan een afstemming met de beschrijving in hoofdlijnen.
Artikel 4 “Agrarisch -
Landschapswaarden (A-L)”
Deze bestemming heeft betrekking op de gronden ten noordoosten van het plangebied gelegen in de driehoek tussen de Hoefweg en de Molendijk. De gronden zijn gesitueerd binnen de begrenzing van het beschermde stadsgezicht en dragen door het kleinschalige karakter en openheid bij aan de cultuurhistorie en karakteristiek van Batenburg. Vanaf de molen op de hoek van de Hoefweg en de Molendijk is het karakter van de open agrarische gronden mede bepalend voor de plaatsing van Batenburg in zijn historische perspectief. Vanaf de stadszijde situeert het open gebied de molen op een markante wijze. De Kasteelse Allee die met zijn robuuste laanbeplanting het kleinschalige landschap doorsnijdt, kenmerkt de oude landschapsstructuur.
De gronden mogen agrarisch worden gebruikt en zijn daarnaast bestemd voor de instandhouding en ontwikkeling van landschaps- en cultuurhistorische waarden. Binnen de bestemming is water toegestaan en voorts zijn de gronden bestemd voor extensief recreatief medegebruik. In aanvulling op de beschreven doeleinden is bepaald dat één agrarisch bedrijf is toegestaan. Binnen het bouwvlak is de agrarische bebouwing toegestaan, met maximaal één bedrijfswoning ter plaats van de aanduiding ter zake op de plankaart. In aanvulling op het agrarisch gebruik zijn bepaalde vormen van inpandige statische opslag toegestaan.
De bebouwingsregeling is op de plankaart aangegeven met dien verstande dat voor monumenten de bestaande maatvoering van toepassing is. Daarnaast is er een regeling voor bouwwerken geen gebouw zijnde.
Via een vrijstelling zijn in beperkte aard en omvang nevenactiviteiten toegestaan. De onverharde Kasteelse Allee is grotendeels specifiek aangeduid als onverharde weg. Alleen het stuk vanaf de dijk tot aan het kerkhof heeft een verkeersbestemming. De laanbeplanting die onderdeel is van de karakteristieke groenstructuur, vindt zijn planologische bescherming op grond van de status ‘Waardevolle bomen’ in de gelijknamige dubbelbestemming.
Voor de bescherming van de landschapswaarden is ten behoeve van werken en werkzaamheden een aanlegvergunning opgenomen.
Naast de reeds genoemde dubbelbestemming ‘Waardevolle bomen’ zijn de dubbelbestemmingen ‘Molenbeschermingszone’, ‘Archeologisch waardevol gebied’ en ‘Waterstaatsdoeleinden’ van toepassing.
Artikel 5 “Bedrijf (B)”
In deze bestemming is het rietdekkersbedrijf aan de Touwslagersbaan bestemd. De overige in het plangebied aanwezige bedrijven zijn onderdeel van andere bestemmingen.
Voor de gebouwen is op de plankaart een bouwvlak aangeven met de hierbij behorende maatvoering. Het rietdekkersbedrijf is overeenkomstig het huidige gebruik en omvang met inbegrip van de aanwezige bedrijfswoning bestemd. Binnen de bestemming is een bouwvlak opgenomen met de daarbij behorende maatvoering. De bestemming kent tevens een regeling voor bouwwerken geen gebouw zijnde.
Via een vrijstelling is het mogelijk om hier een andere bedrijfsactiviteit te vestigen voor zover passend binnen de woonomgeving.
Binnen de bestemming is tevens de dubbelbestemming ‘Archeologisch waardevol gebied’ van toepassing.
Artikel 6 “Groen (G)”
De in het plangebied aanwezige groengebieden die door de gemeente zijn aangemerkt als structureel groen zijn bestemd tot "Groen (G)".
Tot het structureel groen behoren de grotere
aaneengesloten groenvoorzieningen die bepalend zijn voor de groenstructuur van
het plangebied als geheel, waaronder de open zone rond het kasteel, de
groenvoorzieningen rond de tennisbaan, de groenvoorziening rond de hervormde
kerk en voorts nog enkele wegbegeleidende groenvoorzieningen van structurele
betekenis.
De gronden binnen de bestemming zijn, naast plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten, eveneens bestemd voor water, paden e.d, speelvoorzieningen en beeldende kunst, alsmede voor waterhuishoudkundige voorzieningen (hemelwaterbergings- en infiltratievoorzieningen bijv. in de vorm van wadi’s, bergbezinkbasins) en tuinen.
In de doeleindenomschrijving is aanvullend bepaald dat voor een aantal op de plankaart opgenomen aanduidingen een specifieke, nader omschreven bestemming en/of bescherming geldt.
In dit geval betreft dit de aangeduide karakteristieke groenstructuur en muren. Kleine speelvoorzieningen zijn rechtstreeks toegestaan; een grotere voorziening is specifiek bestemd via een aanduiding op de plankaart.
De bestemming kent een regeling voor het oprichten van kleine gebouwen, met een aparte regeling voor het op de plankaart aangeduide dierenparkje. Daarnaast worden eisen gesteld aan de maatvoering van bouwwerken, geen gebouw zijnde.
Via een vrijstelling is het mogelijk om binnen de bestemming op andere locaties grotere speelvoorzieningen alsmede hondenuitlaatplaatsen toe te staan.
Binnen de bestemming zijn, voor zover aangeduid op de plankaart, tevens de dubbelbestemmingen ‘Archeologisch waardevol gebied’, ‘Molenbeschermingszone’, ‘Waardevolle bomen’ en ‘Waterstaatsdoeleinden’ van toepassing.
Artikel 7 “Maatschappelijk
(M)”
Binnen deze bestemming zijn de aangewezen gronden bestemd voor instellingen en voorzieningen op medisch, sociaal-cultureel, educatief of religieus gebied dan wel op het gebied van sport en recreatie of openbaar bestuur. In de doeleindenomschrijving is aanvullend bepaald dat voor een aantal op de plankaart opgenomen aanduidingen een specifieke, nader omschreven bestemming en/of bescherming geldt.
In dit geval betreft dit het kasteel met slotgracht, de begraafplaats en de op de plankaart aangeduide (karakteristieke) muren.
Ook binnen deze bestemming mag gebouwd worden binnen het bouwvlak. De goot- en de (nok)hoogte zijn op de plankaart aangegeven. Voor zover de bestemming is gesitueerd binnen het beschermde stadsgezicht is de bestaande maatvoering van toepassing. Het bebouwingspercentage bedraagt 100, tenzij op de plankaart een ander percentage is aangegeven. Voor de begraafplaats bestaat de mogelijkheid voor het oprichten van een klein gebouwtje.
Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt een specifieke maatvoering.
Via het stellen van nadere eisen zijn, ter bescherming van het behoud, beheer en herstel van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het beschermde stadsgezicht van Batenburg, voorwaarden te verbinden aan de situering, afmeting en kapvorm van gebouwen.
Via een vrijstelling is het mogelijk om een grotere hoogte voor bouwwerken, geen gebouw zijnde toe te staan.
Voor zover gronden zijn gelegen binnen het beschermde stadsgezicht is ten behoeve van werken en werkzaamheden een aanlegvergunning opgenomen.
Binnen de bestemming zijn, voor zover aangeduid op de plankaart, tevens de dubbelbestemmingen ‘Archeologisch waardevol gebied’, ‘Molenbeschermingszone’, ‘Waardevolle bomen’ en ‘Waterstaatsdoeleinden’ van toepassing.
Artikel 8 “Sport (S)”
Binnen de bestemming “Sport (S)” zijn de sportvelden van voetbalvereniging en de tennisvereniging geregeld, alsmede een jongerenontmoetingsplaats (jop).
Binnen deze bestemming zijn toegestaan sport- en spelbeoefening, groenvoorzieningen alsmede nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen (hemelwaterbergings- en infiltratievoorzieningen bijv. in de vorm van wadi’s, bergbezinkbasins). Daarnaast is er ter plaatse van de locatie van de voetbalvereniging op een hiervoor nader aangeduide plek een jongerenontmoetingsplaats (jop) toegestaan met een hiervoor in het voorschrift nader aangegeven omvang.
Binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken zijn toegestaan clubgebouwen, kleedgebouwen en kantines.
Voor de betreffende bouwvlakken is maatvoering aangegeven. De bestemming kent tevens een regeling voor bouwwerken geen gebouw zijnde.
Binnen de bestemming zijn, voor zover aangeduid op de plankaart, tevens de dubbelbestemmingen ‘Archeologisch waardevol gebied’, ‘Molenbeschermingszone’ en ‘Waterstaatsdoeleinden’ van toepassing.
Artikel 9 “Verkeer en verblijf
(VV)”
Binnen deze bestemming zijn de verblijfsgebieden, waarbinnen zich tevens de verkeersafwikkeling binnen het plangebied plaatsvindt, geregeld. Naast wegen, voet- en fietspaden vallen hieronder tevens parkeervoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, speelvoorzieningen, hondenuitlaatplaatsen, plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten, water(lopen) en beeldende kunstwerken, nutsvoorzieningen, alsmede voor waterhuishoudkundige voorzieningen (hemelwaterbergings- en infiltratievoorzieningen, bijv. in de vorm van wadi’s, bergebezinkbasins).
De binnen deze bestemming met “groen” aangeduide gebieden zijn bestemd voor plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten, voet- en fietspaden, perceelsontsluitingen, speelvoorzieningen, water(lopen) en waterhuishoudkundige voorzieningen waaronder infiltratievoorzieningen, beeldende kunstwerken en nutsvoorzieningen. Kleine speelvoorzieningen zijn rechtstreeks toegestaan.
In de doeleindenomschrijving is aanvullend bepaald dat voor de op de plankaart opgenomen aanduidingen een specifieke, nader omschreven bestemming en/of bescherming geldt.
In dit geval betreft dit de aangeduide karakteristieke groenstructuur.
Bouwen is
uitsluitend toegestaan ten dienste van de bestemming. In dit geval betreft dit
het bestaande trafohuis aan de Molendijk, in welk geval de bestaande
maatvoering van toepassing is. Bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegestaan
met een maximale hoogte van
Via een vrijstelling is het mogelijk om binnen de bestemming grotere speelvoorzieningen, hondenuitlaatplaatsen, en een grotere hoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde toe te staan. Voorts wordt het mogelijk gemaakt om gronden die binnen de bestemming zijn aangeduid als ‘groen’ aan te wenden voor andere vormen van de in de doeleindenomschrijving genoemde verkeersdoeleinden.
Binnen de bestemming zijn, voor zover aangeduid op de plankaart, tevens de dubbelbestemmingen ‘Archeologisch waardevol gebied’, ‘Molenbeschermingszone’, ‘Waardevolle bomen’ en ‘Waterstaatsdoeleinden’ van toepassing.
Artikel 10 “Water (WA)”
Deze bestemming regelt de A-watergangen en de overige van belang zijnde watergangen in het plangebied. Uitsluitend mogen worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming.
Binnen de bestemming is, voor zover aangeduid op de plankaart, tevens de dubbelbestemming ‘Archeologisch waardevol gebied’, van toepassing.
Artikel 11 “Wonen (W)”
De in het plangebied voorkomende woningen,
voor zover deze niet zijn gesitueerd binnen het beschermde stadsgezicht, vallen
onder deze bestemming. Omdat in het plangebied diverse typen woningen
voorkomen, is binnen de bestemming een nader onderscheid in de volgende
woningtypen gemaakt.
-
HV en LV vrijstaande woningen.
De V staat hierbij voor ‘Vrijstaand’, en de H voor ‘Hoog’, waarbij het kenmerk
in bouwtechnische zin doorgaans overeenkomt met twee lagen met een kap. De L
staat voor ‘Laag’. In de voorschriften zijn bouwbepalingen opgenomen voor de
situering van het hoofdgebouw op het perceel. Aan de H en L zijn bouwbepalingen
gekoppeld, daarover hierna meer.
-
HO en
LO vrijstaande en dubbele woningen.
Vrijstaande en dubbele woningen geven in samenhang nog altijd een open
bebouwing te zien. De letter O staat daarom voor ‘Open bebouwing’. In de
voorschriften zijn bouwbepalingen opgenomen voor de situering van het
hoofdgebouw op het perceel. De letters H en L zijn hiervoor al beschreven.
-
HG en
LG minimaal drie aaneengebouwde
woningen.
Het aaneen bouwen van meerdere woningen leidt tot een gesloten straatbeeld. De
G staat voor ‘Gesloten’. In de voorschriften zijn bouwbepalingen opgenomen voor
de situering van het hoofdgebouw op het perceel. De letters H en L zijn
hiervoor al beschreven;
-
LS geschakelde woningen
Dit betreft doorgaans woningen, waarvan het hoofdgebouw een vrijstaand karakter
draagt, maar deze zijn geschakeld met een ondergeschikt bouwwerk (uitbouw
aanbouw of aangebouwd bijgebouw). Vanwege de schakeling van deze woningen
hebben ze een specifieke ruimtelijke uitstraling die hangt tussen gesloten en
open. De L staat voor ‘Laag’.
In de planvoorschriften zijn aan de diverse
woningcategorieën de volgende maximale goot- en nokhoogten gekoppeld.
Categorie |
Goothoogte
maximaal
|
(nok)Hoogte
maximaal |
HV, HO, HG |
|
9m |
LV, LO, LG, LS |
|
|
Daarnaast zijn in de voorschriften de
maximale breedtes van de voorgevel voor de onderscheiden woningcategorieën vastgelegd.
Dit om te voorkomen dat op zeer grote percelen onbeperkte uitbreidingen van
hoofdgebouwen kunnen plaatsvinden.
De woningtypen zijn op de plankaart
aangegeven. Indien in een bestemmingsvlak meerdere woningtypen voorkomen, wordt
het bestemmingsvlak door middel van een scheidingslijn opgedeeld
(bestemmingsvlakdeel).
Het aantal woningen dat is toegestaan is
beperkt tot het aantal dat reeds bestond op het tijdstip van terinzagelegging
van het ontwerpplan. Daarmee is toevoeging van extra woningen uitgesloten,
behoudens waar dit uitdrukkelijk is toegestaan.
Aan elke woning mogen aan- en uitbouwen en
aangebouwde bijgebouwen worden gebouwd. Ook vrijstaande bijgebouwen zijn
toegestaan. De bouwvoorschriften van de bestemming "Wonen W" bieden
hiervoor een vrij gedetailleerde regeling, die moet voorkomen dat
stedenbouwkundig ongewenste situaties ontstaan. De aan- en bijgebouwenregeling
is afgestemd op de gewijzigde Woningwet en het Besluit bouwvergunningvrije en
licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken. Ook heeft een afstemming
plaatsgevonden met het vastgestelde gemeentelijke beleid voor vrijstellingen
ingevolge artikel 19 lid 3 WRO. Afstemming met de nieuwe Woningwet en het
artikel 19 beleid is wenselijk om in de praktijk toepassings- en
interpretatieproblemen te voorkomen.
Allereerst wordt binnen de bestemming
"Wonen W" een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen, aan- en/of
uitbouwen en bijgebouwen. Deze drie begrippen worden in artikel 1 van de
voorschriften omschreven. Het hoofdgebouw is het gebouw dat op een bouwperceel
door zijn constructie en/of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als
belangrijkste bouwwerk is aan te merken. Het gaat met andere woorden om de
hoofdmassa van de woning. Een aan- of uitbouw behoort niet tot het hoofdgebouw
en wordt omschreven als: "een aan een woning aangebouwd gebouw, dat een
voor bewoning bestemde uitbreiding van de woning vormt". Aan- en uitbouwen
maken derhalve functioneel wel onderdeel uit van de woning, maar zijn bouwkundig
als een uitbreiding daarvan te onderscheiden. Onder bijgebouwen ten slotte
worden begrepen vrijstaande of aangebouwde gebouwen, die niet voor bewoning
zijn bestemd, maar die wel een functionele eenheid met de
woning vormen. Bedoeld worden vrijstaande of
aangebouwde garages, bergruimtes e.d.
In de hierna volgende figuur wordt een en
ander schematisch weergegeven.
|
In navolgend figuur is ook schematisch
aangegeven hoe de goothoogte dient te worden bepaald. De snijlijn (druiplijn)
van het dakvlak en de kap zijn hierbij bepalend. In de wijze van meten is de
druiplijn bij de verschillende daktoepassingen in beeld gebracht.
|
= druiplijn
------ =
denkbeeldige
doorlopende daklijn
a.
zadeldak /
tentdak
b.
gecombineerd
dak
c.
platdak
d.
variabel
gecombineerd dak / lessenaarsdak
e.
dak met terras
/ loggia
f.
platdak met
dakopbouw
g.
gebogen dak
|
Bouwvoorschriften
De bestemming bevat bouwvoorschriften voor
hoofdgebouwen, aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen. Van belang is echter om
tevens te wijzen op artikel 19, waaruit volgt dat wanneer bestaande afmetingen
afwijken van datgene, wat is toegestaan in artikel 11, die bestaande afmetingen
als maximum dan wel minimum gelden.
Voor hoofdgebouwen geldt dat deze in alle
gevallen alleen binnen het bouwvlak zijn toegestaan en dat de voorgevel in de
voorgevelrooilijn moet worden gesitueerd en zelfs voor een deel hierin moet worden
gebouwd. Voor de in het plan onderscheiden woningcategorieën is de maximale
breedte van de voorgevel bepaald.
Daarnaast is voor hoofdgebouwen de
horizontale diepte (afstand tussen voor- en achtergevel) gemeten vanaf de
voorgevelrooilijn gefixeerd op de achtergevelrooilijn. De achtergevelrooilijn
betreft in dit geval de denkbeeldige lijn of het verlengde daarvan in de
achtergevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw. Als het oorspronkelijke
hoofdgebouw kan worden aangemerkt het hoofdgebouw zoals dit in eerste instantie
is gebouwd. Aan de hand van de destijds verleende bouwvergunning kan dat veelal
worden bepaald.
Bij het meten op de kaart dient uit te
worden gegaan van het hart van de begrenzing van het bouwvlak c.q
voorgevelrooilijn (zie ook wijze van meten, artikel 2 van de voorschriften).
Tevens is de dakhelling alsmede een afstand
tot de zijdelingse grenzen van het bouwperceel vastgelegd. De goot- en de
(nok)hoogten zijn eerder besproken. Met de maatvoerings- en de situeringseisen
zijn de locatie en afmetingen van hoofdgebouwen gefixeerd.
Aan- en uitbouwen zijn zowel voor de
voorgevelrooilijn (en dus buiten het bouwvlak) als achter de voorgevelrooilijn
toegestaan. Vóór de voorgevelrooilijn gaat het echter uitsluitend om kleine
aan- en uitbouwen in de vorm van erkers of daarmee gelijk te stellen uitbouwen,
alsmede stallingen voor scootmobiels. De vrij gedetailleerde bouwvoorschriften
voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn zoveel mogelijk afgestemd op het
Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken en op
het gemeentelijke artikel 19 lid 3 WRO beleid.
Daarnaast is er een carport-regeling opgenomen en een regeling voor andere bouwwerken geen gebouwen zijnde, met nader in de voorschriften omschreven maatvoeringseisen.
Aan huis verbonden beroepen en aan huis
verbonden bedrijfsactiviteiten zijn in de voorschriften toegestaan
overeenkomstig het beschreven beleid. Aan huis verbonden beroepen zijn bij recht
toegestaan in de doeleindenomschrijving; aan huis verbonden
bedrijfsactiviteiten alleen met vrijstelling, vanwege de voor deze bedrijven
doorgaans noodzakelijke milieutoets en de publieksaantrekkende werking.
Naast de hiervoor genoemde vrijstelling voor
de vestiging van een aan huis verbonden bedrijf bevat de bestemming nog de
volgende vrijstellingen ten behoeve van:
-
het
uitbreiden van het hoofdgebouw;
-
het
toestaan van aan- uit en/of bijgebouwen buiten het bouwvlak op het zijerf;
-
het toestaan
van een andere dakhelling;
-
het
vergroten van de goot- en/of de (nok)hoogte van de hoofdgebouwen in de
aangegeven categorieën;
-
toestaan
van een grotere oppervlakte aan aan- en uitbouwen en aangebouwde en vrijstaande
bijgebouwen uit een oogpunt van mantelzorg.
Aan de genoemde vrijstelling zijn
voorwaarden gekoppeld.
Via een planwijziging is het mogelijk om woningen in een andere categorie toe te staan.
De wijziging kan bijvoorbeeld worden toegepast indien een woning door een (stedenbouwkundig) aanvaardbare wijziging in een bouwplan niet langer zou passen binnen de aangeduide categorie.
De verandering mag niet leiden tot een aantasting van het bebouwde karakter in de directe omgeving en er mogen geen bezwaren bestaan vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving. Daarnaast mag er geen toename plaats vinden van het aantal woningen op het bouwperceel en mag er geen onevenredige aantasting plaats vinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en mogen de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en mogen het woon- en leefklimaat niet onevenredig worden aangetast.
De bestemming wonen biedt in combinatie met de algemene gebruiksbepaling (paragraaf ‘Algemene bepalingen’) mogelijkheden voor mantelzorg. Het gemeentebestuur vindt het belangrijk om de mogelijkheid te geven om bijvoorbeeld voor een bejaarde ouder of een gehandicapt kind te zorgen door middel van een directe zorgrelatie vanuit de woning.
De bestemming geeft een vrijstellingsmogelijkheid aan het college voor het toestaan van een afhankelijke woonruimte, in een (gedeelte van een) aan- of bijgebouw ten behoeve van de huisvesting uit een oogpunt van mantelzorg. Onder mantelzorg wordt verstaan het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/ of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband. De maximale oppervlakte van een afhankelijke woonruimte bedraagt 75m2.
De algemene gebruiksbepaling regelt wanneer van de in de bestemming wonen genoemde vrijstelling gebruik kan worden gemaakt.
Als voorwaarden worden gesteld dat een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven.
Noodzaak wordt geacht aanwezig te zijn als het bejaarde ouders betreft (> 70 jaar) of wanneer een medische verklaring van de huisarts van de zorgbehoevende wordt overgelegd waaruit een zorgbehoefte blijkt.
Zoveel mogelijk moet voor het realiseren van een afhankelijke woonruimte gebruik worden gemaakt van bestaande bebouwing op het perceel. De vrijstelling kan zich richten op puur het gebruik van bestaande ruimten (algemene gebruiksbepaling) maar kan ook worden gecombineerd met het bouwen voor mantelzorg, boven de op grond van de bestemmingsplanregeling toegestane oppervlakte aan aan- en uitbouwen en al dan niet aangebouwde bijgebouwen (vrijstelling in de bestemming wonen).
De oppervlakte aan
vrijstaande bijgebouwen kan worden overschreden met
Voor zover het bestemmingsplan al voorziet in de bovengenoemde oppervlakte (reeds bestaand of al mogelijk op grond van de bestemmingsplanregeling) dient van deze mogelijkheid gebruik te worden gemaakt en is enkel een vrijstelling van het gebruik noodzakelijk (gebruiksbepaling).
Vrijstelling wordt alleen verleend als een overeenkomst wordt gesloten met de gemeente, waarin wordt bevestigd dat binnen 1 maand nadat de reden voor de verlening van de vrijstelling niet meer aanwezig is hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan het gemeentebestuur; tevens dat dan binnen 3 maanden de afhankelijke woning voor bewoning ongeschikt wordt gemaakt na intrekking van de vrijstelling op basis van de hierop betrekking hebbende bepaling uit de algemene gebruiksbepaling.
Binnen de bestemming zijn, voor zover aangeduid op de plankaart, tevens de dubbelbestemmingen ‘Archeologisch waardevol gebied’, en ‘Waterstaatsdoeleinden’ van toepassing.
Artikel 12 “Wonen – beeldbepalend (W-BP)”
Deze bestemming regelt de woonfunctie in de kern van Batenburg binnen de contouren van het beschermde stadsgezicht. De regeling wijkt af van de bestemming ‘wonen’, waarbinnen de gebruikelijke regeling voor wonen binnen de gemeente Wijchen is gehanteerd.
Binnen het beschermde stadsgezicht is de bestaande situatie gefixeerd.
De gronden zijn bestemd voor woondoeleinden, behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van het beschermde stadsgezicht van Batenburg, alsmede voor de bescherming en instandhouding van de op de plankaart als rijks- en gemeentelijk monument aangeduide bouwwerken. In aanvulling op deze doeleinden zijn ter plaatse van de op de kaart opgenomen aanduidingen specifieke bestemmingen van toepassing. Een voorbeeld hiervan is het horecabedrijf aan de Grootestraat waar horeca-activiteiten zijn toegestaan t/m categorie 3. De categorieën worden nader verklaard in artikel 1 onder de definitie “horecabedrijf”. Uitgangspunt hierbij is de mate van impact van het horecabedrijf op de omgeving. Ter plaatse van de aanduiding detailhandel op de plankaart zijn naast detailhandelsactiviteiten tevens zakelijke en/of maatschappelijke dienstverlening mogelijk. Deze begrippen zijn nader gedefinieerd in artikel 1. Voorts is bepaald dat het gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen onder voorwaarden voor een aan huis verbonden beroep is toegestaan. Aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend via een vrijstelling mogelijk.
Het bestaand aantal woningen mag niet worden vergroot, behoudens waar dit op grond van een specifieke regeling is toegestaan (vrijstelling woningsplitsing en de locatie Stadswal 2 voormalige biljarthandel).
Voor de locatie van het voormalige agrarische bedrijf aan de Kasteelse Allee is het mogelijk om twee loodsen op het perceel te benutten voor inpandige opslag. Voorwaarden hierbij zijn dat er geen groothandel en/of detailhandel plaatsvindt en de verkeersdruk in het openbaar gebied niet onevenredig wordt belast.
Binnen het op de plankaart aangeduide bouwvlak zijn de hoofdgebouwen toegestaan. Binnen de op de plankaart voor aan- en/of uitbouwen alsmede bijgebouwen aangeduide zone mogen uitsluitend deze gebouwen worden opgericht. Waar een nadere aanduiding “muur” is opgenomen is deze als zodanig bestemd.
In de bouwvoorschriften is bepaald dat de maatvoering voor de hoofdgebouwen binnen het bouwvlak is gefixeerd op bestaande maten.
Voor de aan- en/of uitbouwen alsmede bijgebouwen die worden opgericht binnen de gelijknamige zone is een specifiek maatvoering opgenomen.
Via het stellen van nadere eisen zijn, ter bescherming van het behoud, beheer en herstel van cultuurhistorische waarden van het beschermde stadsgezicht van Batenburg, voorwaarden te verbinden aan de situering, afmeting en kapvorm van gebouwen.
Via een vrijstelling is het volgende mogelijk:
-
de uitoefening van een aan huis gebonden
(bedrijfs)activiteit;
-
woningsplitsing
bij grotere monumentale panden;
-
toestaan
van een grotere oppervlakte aan aan- en uitbouwen en aangebouwde en vrijstaande
bijgebouwen.
Aan de genoemde vrijstelling zijn
voorwaarden gekoppeld.
De bestemming bevat een aanlegvergunning voor werken en werkzaamheden, die kan worden verleend indien onder andere de uitvoering de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast.
Via een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om in enkele gevallen waar sprake is van niet-beeldbepalende panden, waaraan een andere uitstraling wordt toebedacht, te komen tot herbouw/hersituering onder een aantal voorwaarden, waarbij het belangrijkste uitgangspunt is dat de wijzigingsbevoegdheid moet leiden tot een cultuurhistorisch meer verantwoorde situatie, die recht doet aan de karakteristiek van de kom van Batenburg en die aansluit bij de uitgangspunten voor het behoud van het beschermde stadgezicht
Daarnaast is een gebiedje aan de Parallelweg aangeduid, waar het via de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk is een vrijstaande woning te situeren. De wijzigingsbevoegdheid bevat specifieke voorwaarden. Zo moet de woning qua situering en uitstraling passend zijn in het beeld van de Parallelweg en in afweging met de beschrijving in hoofdlijnen het algemene beleid, dat is gericht op behoud en versterking van de specifieke ruimtelijke kwaliteiten van de kern Batenburg, ondersteunen. Voorts mogen milieukundige aspecten geen belemmering vormen.
Binnen de bestemming zijn, voor zover aangeduid op de plankaart, tevens de dubbelbestemmingen ‘Archeologisch waardevol gebied’, ‘Molenbeschermingszone’, ‘Waardevolle bomen’ en ‘Waterstaatsdoeleinden’ van toepassing.
De bestemming wonen biedt op grond van de algemene gebruiksbepaling (paragraaf ‘Algemene bepalingen’) mogelijkheden voor mantelzorg. Het gemeentebestuur vindt het belangrijk om de mogelijkheid te geven om bijvoorbeeld voor een bejaarde ouder of een gehandicapt kind te zorgen door middel van een directe zorgrelatie vanuit de woning.
De bestemming geeft
een vrijstellingsmogelijkheid aan het college voor het toestaan van een
afhankelijke woonruimte, in een (gedeelte van een) aan- of bijgebouw ten
behoeve van de huisvesting uit een oogpunt van mantelzorg. Onder mantelzorg
wordt verstaan het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het
fysieke, psychische en/ of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten
organisatorisch verband. De maximale oppervlakte van een afhankelijke
woonruimte bedraagt
De algemene gebruiksbepaling regelt wanneer van de in de bestemming wonen genoemde vrijstelling gebruik kan worden gemaakt.
Als voorwaarden worden gesteld dat een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven.
Noodzaak wordt geacht aanwezig te zijn als het bejaarde ouders betreft (> 70 jaar) of wanneer een medische verklaring van de huisarts van de zorgbehoevende wordt overgelegd waaruit een zorgbehoefte blijkt.
Zoveel mogelijk moet voor het realiseren van een afhankelijke woonruimte gebruik worden gemaakt van bestaande bebouwing op het perceel. De vrijstelling kan zich richten op puur het gebruik van bestaande ruimten (algemene gebruiksbepaling) maar kan ook worden gecombineerd met het bouwen voor mantelzorg. In afwijking van het bepaalde ten aanzien van mantelzorg binnen de bestemming ‘Wonen’, dient mantelzorg te worden gerealiseerd binnen de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. In die zin is enkel een vrijstelling van het gebruik van toepassing (gebruiksbepaling).
Vrijstelling wordt alleen verleend als een overeenkomst wordt gesloten met de gemeente, waarin wordt bevestigd dat binnen 1 maand nadat de reden voor de verlening van de vrijstelling niet meer aanwezig is hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan het gemeentebestuur; tevens dat dan binnen 3 maanden de afhankelijke woning voor bewoning ongeschikt wordt gemaakt na intrekking van de vrijstelling op basis van de hierop betrekking hebbende bepaling uit de algemene gebruiksbepaling.
Artikel 13 “Archeologisch
waardevol gebied (dubbelbestemming)”
De gebieden met archeologische
verwachtingswaarde, alsmede de bekende archeologische vindplaatsen en voor
zover aanwezig archeologische monumenten zijn op de plankaart aangewezen als
dubbelbestemming ‘Archeologisch waardevol gebied’. De bestemming is uitgesplitst
in ‘archeologisch gebied (hoge waarde)’ (waardevolle gebieden en monumenten) en
het ‘archeologisch verwachtingsgebied’. De beide begrippen zijn verklaard in
artikel 1.
Voor het ‘archeologisch gebied (hoge
waarde)’ geldt een strenger planologisch regiem dan voor de rest van de
dubbelbestemming. Dit gebied is van toepassing op:
- de AMK terreinen met een
zone van
- de vindplaatsen met een
zone van
- de in deze toelichting
specifiek beschreven gebieden op grond waarvan hieraan een hoge
(verwachtings)waarde is toegekend.
De archeologische gebieden met de hoge waarden zijn binnen de dubbelbestemming specifiek aangeduid.
Binnen de bestemming
mag tot
Vrijstelling kan worden verleend om toch te bouwen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Aan een vrijstelling kunnen in ieder geval een aantal voorschriften worden verbonden.
Voor het verrichten
van werken en/ of werkzaamheden geldt een aanlegvergunningplicht bij
een oppervlakte groter dan 30m² c.q.
Voorts zijn burgemeester en wethouders
bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de
inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter
plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten
aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond worden behouden.
Via een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 WRO is het mogelijk om op grond van nieuwe waarnemingen of aanvullende gegevens de omgeving in archeologisch opzicht op te waarderen of af te waarderen. Opwaardering geldt voor nieuw vastgestelde waarden.
Artikel 14 “Molenbeschermingszone (dubbelbestemming)”
De op de plankaart voor ‘Molenbeschermingszone’ aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de instandhouding van de belangen van de bestaande molen als werktuig en beeldbepalend element.
Binnen een afstand van honderd meter rondom de molen mogen geen nieuwe obstakels worden gesitueerd.
De beoordeling van de toelaatbare hoogte van de overige nieuw op te richten of te wijzigen obstakels in verhouding met de afstand tot de windmolen vindt plaats op grond van de uitkomst van de toepassing van een in de planvoorschriften opgenomen rekenformule.
Een aanlegvergunning regelt het verrichten van werken en werkzaamheden.
De dubbelbestemming kent een vrijstellingsbevoegdheid. Vrijstelling kan worden verleend voor een grotere hoogte dan volgens de rekenformule is toegestaan indien dat niet leidt tot een onevenredige belemmering van de functie van de molen als werktuig of voor de waarde van de molen als beeldbepalend element. Vrijstelling kan bijvoorbeeld worden verleend indien het op te richten bouwwerk achter reeds bestaande hogere gebouwen wordt gesitueerd.
Artikel 15 “Waardevolle bomen
(dubbelbestemming)”
Binnen het plangebied bevindt zich een aantal waardevolle bomen die een planologische bescherming behoeven.
In de bestemming is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen waarin wordt geregeld welke werken en werkzaamheden mogen worden uitgevoerd.
Artikel 16
“Waterstaatsdoeleinden (dubbelbestemming)”
De gronden met de dubbelbestemming waterstaatsdoeleinden zijn bestemd voor de bescherming, het instandhouden, het beheer en het onderhoud van de (primaire) rivierwaterkering, alsmede voor
het beheer en het onderhoud van de watergangen en/of retentievoorzieningen met de bijbehorende voorzieningen, zoals bermen, schouwpaden en beschoeiing, kunstwerken, bruggen en andere waterwerken.
Ten behoeve van het
mogelijk onderhoud van de A-watergang gelegen in het plangebied, zijn de
gronden met een breedte van
Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde die ten dienste staan van de bestemming. Via vrijstelling kunnen bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) mits het belang van de rivierwaterkering, watergangen en/of retentievoorzieningen in voldoende mate is gewaarborgd. Hieromtrent wordt de beheerder van de rivierwaterkering, watergang en/of retentievoorziening gehoord.
Overige regelingen
Voor zover niet
eerder genoemd in deze plantoelichting bevat het plan nog de volgende
aanvullende regelingen.
De vestiging van prostitutiebedrijven in het plangebied is door middel van een algemeen gebruiksverbod in artikel 17 uitgesloten.
Bij het uitoefenen van een vrijstellingsbevoegdheid, het verlenen dan wel weigeren van een aanlegvergunning, het uitoefenen van wijzigingsbevoegdheid, het stellen van nadere eisen en voor zover het gronden betreft die zijn gelegen binnen het gebied behorende tot het beschermde stadsgezicht, wordt advies gevraagd aan de Monumentencommissie.
Met inachtneming van de in artikel 3 vermelde beschrijving in hoofdlijnen kan vrijstelling worden verleend van een aantal in het plan opgenomen maatvoerings- en situeringseisen, alsmede voor de plaatsing van een antenne-opstelpunt.