bestemmingsplan kern bergharen (voorschriften)
PARAGRAAF I. INLEIDENDE BEPALINGEN
PARAGRAAF II. BESTEMMINGSBEPALINGEN
Artikel 3. Agrarisch
– Landschapswaarden (A-L)
Artikel 5. Bedrijventerrein
(BT)
Artikel 10. Maatschappelijk
(M)
Artikel 11. Recreatie
- Visvijvers (R-VI)
Artikel 12. Verkeer
- Autoboxen (V-A)
Artikel 13. Verkeer
- Verkeer en verblijf (V-V)
Artikel 16. Woongebied
- Uit te werken (WG-U)
Artikel 17. Archeologisch
waardevol gebied (dubbelbestemming)
Artikel 18. Molenbeschermingszone
(dubbelbestemming)
Artikel 19. Waardevolle
bomen (dubbelbestemming)
Artikel 20. Waterstaatsdoeleinden
(dubbelbestemming)
PARAGRAAF III. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 21. Algemene
gebruiksbepaling
Artikel 22. Bestaande
afmetingen, afstanden en percentages
Artikel 23. Algemene
vrijstellingen
Artikel 24. Wijziging
ten behoeve van antennemasten
Artikel 25. Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 26. Ondergronds
bouwen
PARAGRAAF IV. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 27. Overgangsbepalingen
PARAGRAAF I. INLEIDENDE BEPALINGEN
In deze voorschriften wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan Kern Bergharen 2008 van de gemeente Wijchen, vervat in de plankaart en deze voorschriften;
het samenstel van kaarten dat gevormd wordt door de plankaart bestaande uit 3 kaartbladen met tekeningnummers:
- 02960200432-.s01
- 02960200432-.s02
- 02960200432-.s03
met de bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;
het al dan niet bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke/kunstzinnige - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
een beroep, waarvan de activiteiten niet publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.
een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw, maar daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is, toegankelijk vanuit het hoofdgebouw en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is;
een vergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;
het gedeelte van het bouwperceel voor zover gelegen achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw;
denkbeeldige lijn in de achtergevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw of het verlengde daarvan tot aan de grenzen van het bouwperceel;
een (gedeelte van een) bijgebouw dat dient voor de huisvesting van een gedeelte van een huishouden uit een oogpunt van mantelzorg;
een bedrijf gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren en/of telen van gewassen
wet van 4 juni 1992 (Stb. 315), houdende algemene regels van bestuursrecht, zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het plan;
een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;
een gebied met een daaraan toegekende archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
een gebied dat op grond mogelijk aanwezige archeologische waarden als beschermingswaardig kan worden aangemerkt; dit gebied wordt onderscheiden in archeologisch gebied (hoge waarde) en archeologisch verwachtingsgebied.
het
percentage van het bouwperceel voor zover gelegen binnen het bouwvlak dat met
gebouwen mag worden bebouwd;
de gronden onder het oorspronkelijke hoofdgebouw binnen de bestemming ‘Wonen’
daarbij niet meegerekend;
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond, noodzakelijk moet worden geacht;
Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer;
a. bij gebruik: aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het plan;
b. bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een bestemmingsvlak;
een op de plankaart door bestemmingsgrenzen omsloten vlak, met behulp waarvan aan gronden één bepaalde bestemming is toegekend;
een gedeelte van een bestemmingsvlak dat geheel of gedeeltelijk wordt begrensd door een scheidingslijn;
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde ondergrondse ruimten;
een vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd gebouw, zonder directe verbinding met dat hoofdgebouw, dat door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw (zoals een garage, bergruimte of hobbyruimte);
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en zolder;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze voorschriften één bouwwerk of meerdere bij elkaar behorende bouwwerken zijn toegestaan;
een op de plankaart door bouwgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven waarop ingevolge deze voorschriften bepaalde bouwwerken zijn toegestaan;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
een overdekte stallingsruimte van lichte constructie die dient als stallingsplaats voor een motorvoertuig, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen;
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
een woning, waarvan zowel de voorgevel als een zijgevel op de bestemming “verkeer” of “groen” dan wel op een andere openbare ruimte is gericht;
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk is aan te merken, met dien verstande dat aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen niet tot het hoofdgebouw worden gerekend;
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
de horecabedrijven zijn in vier categorieën te onderscheiden:
- categorie 1: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waarvan de exploitatie overwegend tijdens winkeltijden plaatsvindt, zoals een lunchroom, broodjeszaak en een ijssalon;
- categorie 2: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waarvan de exploitatie zowel overdag als in de avonduren plaatsvindt, zoals een cafetaria, snackbar, afhaalcentrum, automatiek;
- categorie 3: vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden, (alcoholische) dranken en/of logies worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de middag- en avonduren plaatsvindt, zoals een café, restaurant, hotel en pension;
- categorie 4: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt, een aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals bar-dancings, discotheken, nachtclubs, alsmede horeca met zaalaccommodatie;
voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, verenigingsleven, onderwijs, sport- en gymnastieklokalen, (kinder)dagopvang, opvoeding, lichamelijke en/of geestelijke volksgezondheid, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
het verlenen van diensten, op het gebied van openbaar bestuur, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke organisaties, verenigingsleven, onderwijs, opvoeding, lichamelijke en/of geestelijke volksgezondheid;
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
norm zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het plan, welke termen, definities en bepalingsmethoden bevat voor oppervlakten van terreinen, die bestemd zijn voor gebouwen en vloeroppervlakten en inhouden van gebouwen of delen ervan;
ondergeschikte delen aan een gebouw zoals, trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen;
beneden peil;
het hoofdgebouw zoals dat in eerste instantie is gerealiseerd;
- de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van een gebouw;
- voor overige bouwwerken geldt de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende terrein;
bovenste afdekking van een gebouw, waarbij de dakhelling maximaal 20° bedraagt;
een functie als geregistreerd onder SBI-code 505002, zoals deze geldt op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice;
een inrichting zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van gronden binnen een bestemmingsvlak, waarop ingevolge deze voorschriften specifieke bepalingen van toepassing zijn;
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden, met dien verstande dat onder seksinrichting in elk geval wordt verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
een als bijlage bij deze voorschriften behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
een stuk grond waarop sier-, kweek- en voedingsgewassen worden geteeld bij wijze van recreatie;
de meest gezichtsbepalende gevel van een hoofdgebouw, doorgaans gekeerd naar de weg of het openbaar gebied;
een als zodanig op de plankaart aangegeven begrenzing van het bouwvlak, waarop de voorgevels van het hoofdgebouw zijn georiënteerd;
een vrijstelling als bedoeld in artikel 15, eerste lid onder a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;
wet van 16 februari 1979 (Stb. 99), houdende de regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het plan;
wet van 22 juni 1950, Stb. K. 258, houdende vaststelling van regelen voor de opsporing, de vervolging en de berechting van economische delicten, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
wet van 5 juli 1962 (Stb. 286), houdende de vaststelling van nieuwe voorschriften omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het plan;
een wijziging als bedoeld in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden:
· onder een vrijstaande woning wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd;
· onder een dubbele woning wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van maximaal twee direct aaneengebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-één-kap);
·
onder een aaneengebouwde woning wordt verstaan
een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan
het hoofdgebouw aan het op het
aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;
Ook de “eindwoningen” van een blok van aaneengebouwde woningen wordt als een
"aaneengebouwde woning" aangemerkt;
· onder een geschakelde woning wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van een aan- uit- of aangebouwd bijgebouw met ander gebouw geschakeld is ("één-aan-één-koppeling") met het hoofdgebouw op het aangrenzende bouwperceel;
· onder meervoudige woning wordt verstaan een gebouw met de uiterlijke verschijningsvorm van een woning, niet zijnde een gestapelde woning, waarin meerdere naast en/of boven elkaar gelegen woningen zijn ondergebracht en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
· onder gestapelde woningen wordt verstaan een gebouw, waarin meerdere naast en/of boven elkaar gelegen woningen zijn ondergebracht en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
wet van 29 augustus 1991 (Stb. 439), tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het plan;
dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, telefoon-/telegraaf-/ telexdienst, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, reparatiebedrijf voor muziekinstrumenten, cateringbedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;
het gedeelte van het bouwperceel voor zover gelegen naast de zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
In deze voorschriften wordt mede verstaan onder
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
tussen de (zijdelingse) grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de zijgevels;
vanaf het peil tot aan de druiplijn, waarbij in geval van een hellend dakvlak de druiplijn wordt bepaald door de horizontale snijlijn van het oplopende dakvlak met het daaronder gelegen buitenwerkse gevelvlak; dit betekent dat in voorkomende gevallen de druiplijn wordt bepaald overeenkomstig het hieronder staande:
= druiplijn
------ =
denkbeeldige doorlopende daklijn
a.
zadeldak /
tentdak
b.
gecombineerd
dak
c.
platdak
d.
variabel
gecombineerd dak / lessenaarsdak
e.
dak met terras
/ loggia
f.
platdak met
dakopbouw
g.
gebogen dak
van het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met dien verstande dat voor wat betreft gebouwen ondergeschikte bouwdelen daarbij niet worden meegerekend;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren en de dakvlakken (zulks met inbegrip van erkers en dakkapellen) en boven het peil, overeenkomstig het bepaalde in NEN 2580;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren en op het peil, overeenkomstig het bepaalde in NEN 2580;
vanuit het hart van de op de plankaart aangegeven lijn die het bouwvlak begrenst.
PARAGRAAF II. BESTEMMINGSBEPALINGEN
De op de plankaart voor “Agrarisch – Landschapswaarden (A-L)” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening;
- water;
- extensief recreatief medegebruik;
- onverharde paden en landwegen;
- instandhouding en ontwikkeling van landschappelijke waarden;
- instandhouding van aardkundige waarden;
een en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, voorzieningen en (on)bebouwde gronden.
a. bedrijfsgebouwen uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak;
c. per op de plankaart aangegeven bouwvlak maximaal één agrarisch bedrijf is toegestaan;
d. detailhandel niet is toegestaan behoudens in ondergeschikte vorm in de verkoop van agrarische producten;
e. een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan daar waar op de plankaart een aanduiding "(bw)" is aangegeven;
f. ter plaatse van de aanduiding “gemeentelijk monument” de gronden tevens zijn bestemd voor de instandhouding van de hier aanwezige monumentale waarden;
g. in afwijking van het bepaalde onder a mogen bestaande gebouwen, voor zover deze zijn gelegen buiten het bouwvlak, worden gehandhaafd.
a. deze binnen de bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat ondergeschikte bouwdelen tevens buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
c. in afwijking van het bepaalde onder b ter plaatse van de aanduiding gemeentelijk monument de goothoogte en de (nok)hoogte van deze gebouwen niet meer mag bedragen dan de op het moment van ter visie legging van het ontwerp van dit plan bestaande goothoogte en (nok)hoogte;
d. het op de kaart aangegeven bebouwingspercentage niet wordt overschreden; voor zover geen percentage is gegeven bedraagt dit 100.
a. voor
zover gelegen binnen het bouwvlak
b. voor
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder terreinafscheidingen
3.3.
Vrijstelling
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen:
a. de nevenactiviteit mag betrekking hebben op:
- recreatieve aspecten zoals het verstrekken van logies en ontbijtvoorzieningen (bed en breakfast), exposities, verhuur van fietsen, huifkarren e.d.;
- zorgverlening;
- een agrarisch hulp- of nevenbedrijf;
- statische opslag;
b. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen;
c. de
vloeroppervlakte van de bebouwing welke wordt aangewend voor de nevenactiviteit
mag niet meer bedragen dan 25% van het bebouwd oppervlak tot een maximum van
d. indien het betreft logies, zijn er - met inachtneming van het bepaalde onder c - per agrarisch bedrijf maximaal 4 kamers toegestaan ten behoeve van logies;
e. de nevenactiviteit mag niet leiden tot een aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de omgeving;
f. detailhandel is niet toegestaan behoudens in ondergeschikte vorm in de verkoop van agrarische producten;
g. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie.
Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning op de in artikel 3.1 bedoelde gronden, voor zover deze zijn gelegen buiten het bouwvlak, de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
a. het ophogen van de bodem met meer dan
b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend
woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het
graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren
en het aanleggen van drainage;
c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve
van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen
ontgrondingenvergunning is vereist;
d. het verlagen van het waterpeil;
e. het rooien van bos, boomgaard en/of hagen;
f.
het
aanleggen, verbreden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of
parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
g. het aanleggen van ondergrondse transport-,
energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende
constructies, installaties of apparatuur.
a. voor zover het werken en/of werkzaamheden betreft in het kader van het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
b. indien het werken en/of werkzaamheden in het kader van het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werken en/of werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
c. voor
zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van
d. indien op basis van onderzoek is aangetoond, dat de landschaps- en aardkundige waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning in dit kader is verleend;
3.5. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, het plan wijzigen teneinde:
a. de
wijziging heeft uitsluitend betrekking op gronden voor zover deze zijn gelegen
binnen het bouwvlak, alsmede op gronden tot een afstand van
b. functieverandering is alleen van toepassing op fysiek bestaande gebouwen;
c. een wijziging is slechts toegestaan wanneer een reductie van tenminste 50% van de bebouwing (alle opstallen, exclusief de bedrijfswoning en met uitzondering van monumentale en karakteristieke gebouwen) per bestemmingswijziging plaatsvindt;
d. het resterend oppervlak aan gebouwen kan worden hergebruikt voor wonen. De gebouwen die niet voor wonen en bijgebouw worden hergebruikt, dienen te worden gesloopt (met uitzondering van monumentale en karakteristieke gebouwen);
e. verandering mag niet leiden tot een aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de omgeving;
f. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde;
g. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
i. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.
De op de plankaart voor "Bedrijf (B)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bedrijven in de subbestemming:
- (bbh) Biljarthandel;
- (bks) Kledingsorteerbedrijf;
- (bmh) Machinehandel;
- (bta) Taxibedrijf;
- (bkw) Kwekerij;
- (bdp) Dierenpension;
waar deze subbestemmingen op de plankaart zijn aangegeven;
een en ander met bijbehorende bouwwerken, (parkeer)voorzieningen en (on)bebouwde gronden.
b. de goothoogte en de (nok)hoogte maximaal de op de plankaart aangegeven goothoogte respectievelijk (nok)hoogte bedraagt;
c. het op de kaart aangegeven bebouwingspercentage niet wordt overschreden; voor zover geen percentage is gegeven bedraagt dit 100;
d.
de inhoud van bedrijfswoningen maximaal
a.
voor terreinafscheidingen
b.
voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, in
de vorm van licht- en vlaggenmasten
c. voor overige niet eerder genoemde bouwwerken geen gebouw zijnde 3m.
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 4.1 onder a, voor de vestiging van een bedrijf vermeld in de
“staat van bedrijfsactiviteiten lijst
a.
het bedrijf dient voor wat betreft de aard en
omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld te kunnen worden
aan een bedrijf behorende tot milieucategorie 1 of 2 van de “staat van
bedrijfsactiviteiten lijst
b. de aard en de activiteiten van het bedrijf leiden ook overigens niet tot een onevenredige inbreuk op het woon- en leefklimaat in de omgeving.
De op de plankaart voor "Bedrijventerrein (BT)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- detailhandel;
- bedrijfswoningen;
- in- en uitritten;
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
een en ander met bijbehorende bouwwerken, (parkeer)voorzieningen en (on)bebouwde gronden.
- op de gronden met de aanduiding "categorie 2" uitsluitend bedrijven in categorie 1 en 2 zijn toegestaan (lijst 1);
- op de gronden met de aanduiding "staalconstructiebedrijf (categorie 4)” tevens een staalconstructiebedrijf is toegestaan;
- verkoop van LPG is toegestaan met inachtneming van het in de bestemming “Groen” (Artikel 7) aangeduide “LPG vulpunt”;
- detailhandel
ten behoeve van het tankstation is toegestaan met een maximaal
winkelverkoopvloeroppervlak (w.v.o.) van
d. kantoren enkel zijn toegestaan als onzelfstandig onderdeel van een ter plaatse aanwezig bedrijf;
- detailhandel tevens is toegestaan in de vorm van ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten;
- detailhandel is toegestaan ten dienste van autobedrijven als bedoeld onder e en het tankstation als bedoeld onder c;
g. buitenopslag uitsluitend ten dienste van de bedrijfsvoering is toegestaan binnen het bouwvlak tot een maximale hoogte van 6m;
h. bedrijfswoningen zijn toegestaan, daar waar op de plankaart een aanduiding "(bw)" is aangegeven, met dien verstande dat per aangegeven aanduiding maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;
i. elk bedrijf op eigen erf dient te voorzien in zijn parkeerbehoefte;
j. windturbines niet zijn toegestaan.
a. de
afstand tussen gebouwen en tenminste één van de zijdelingse perceelsgrenzen
minimaal
b. de
goothoogte en de (nok)hoogte maximaal de op de plankaart aangegeven goothoogte
respectievelijk (nok)hoogte bedraagt, met dien verstande dat de goothoogte van
gebouwen gelegen binnen een afstand van
c. het op de kaart aangegeven bebouwingspercentage niet wordt overschreden; voor zover geen percentage is gegeven bedraagt dit 100.
a. de
inhoud niet meer dan
b.
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
minimaal
c.
de goot- en de (nok)hoogte maximaal
respectievelijk 4 en
d. de dakhelling tenminste 20º en ten hoogste 45º dient te bedragen, met dien verstande dat voor 40 % van de bebouwde oppervlakte van de woning de minimale dakhelling niet van toepassing is;
e.
de gezamenlijke oppervlakte van bij de
bedrijfswoning behorende bijgebouwen, overkappingen, aanbouwen en uitbouwen
niet meer dan
f.
de goot- en (nok)hoogte van bijgebouwen ten
dienste van het wonen maximaal respectievelijk 3 en
g.
bijgebouwen tenminste
a. voor
terreinafscheidingen
c. voor
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor zover gelegen binnen het bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen:
a.
van het bepaalde in artikel 5.1.1 onder a, voor de vestiging van een bedrijf dat niet is
vermeld in de “staat van bedrijfsactiviteiten lijst 1 en
-
het bedrijf dient voor wat betreft de aard en
omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld te kunnen worden
aan een bedrijf behorende tot milieucategorie 1 t/m 3 van de “staat van
bedrijfsactiviteiten lijst 1 en
- de aard en de activiteiten van het bedrijf leiden ook overigens niet tot een onevenredige inbreuk op het woon- en leefklimaat in de omgeving;
b. van het bepaalde in artikel 5.1.1 onder b voor de vestiging van risicovolle inrichtingen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- voldaan wordt aan de wettelijke normen met betrekking tot de externe veiligheid;
- hierover advies wordt ingewonnen bij een terzake deskundige;
- voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gerealiseerd;
- de vestiging van een dergelijke perifere detailhandel niet mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het voorzieningenniveau binnen het verzorgingsgebied in Wijchen;
d. van het bepaalde in 5.2.2 a teneinde gebouwen op een kleinere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toe te staan danwel te bouwen in de zijdelingse perceelsgrens, met dien verstande dat de brandveiligheid niet in het geding mag zijn. Hiertoe dient de commandant van de regionale brandweer gehoord te worden;
e.
van het bepaalde in artikel 5.2.4 onder a, voor het toestaan van hogere terreinafscheidingen
tot een maximum van
- de noodzaak hiertoe bestaat uit het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering van het op het betreffende perceel gevestigde bedrijf;
-
de terreinafscheiding vanaf
- de terreinafscheiding niet leidt tot een onevenredige aantasting van het gebruik op aangrenzende gronden;
-
terreinafscheidingen die op de gezamenlijke
perceelsgrens met een openbaar gebied zijn gebouwd vanaf
f.
van het bepaalde in artikel 5.2.4 onder c voor het oprichten van een reclamezuil met een
maximale hoogte van
- maximaal 3 van deze reclame-uitingen binnen de bestemming zijn toegestaan;
- hierdoor geen onevenredige beschaduwing, lichthinder of uitzichtbeperking ontstaat van of op aangrenzende gronden.
De op de plankaart voor "Detailhandel (DH)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. detailhandel;
b. wonen;
c. zakelijke dienstverlening;
een en ander met bijbehorende bouwwerken, (parkeer)voorzieningen en (on)bebouwde gronden.
a. wonen uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding “(wb)” op de plankaart, met dien verstande dat per aangegeven aanduiding maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;
b. detailhandel, zakelijke dienstverlening, uitsluitend zijn toegestaan in de begane grondbouwlaag;
c. ten behoeve van de bedrijfswoning een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden
-
het (mede) ten behoeve van een aan huis
verbonden beroep in gebruik te nemen vloeroppervlak maximaal 1/3 van de
vloeroppervlakte van de woning en/of de bijgebouwen mag bedragen met een
maximum van
- degene die de activiteiten in de woning en/of de bijgebouwen uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- de activiteit mag niet leiden tot gebruik van extra parkeerruimte binnen het openbaar gebied;
- er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden; hieronder worden niet begrepen handelsactiviteiten via het internet;
- vanaf de openbare weg zichtbare excessieve reclame-uitingen niet zijn toegestaan;
b. de goothoogte en de hoogte maximaal de op de plankaart aangegeven goothoogte respectievelijk hoogte bedragen;
c. het op de kaart aangegeven bebouwingspercentage niet wordt overschreden; voor zover geen percentage is gegeven bedraagt dit 100;
d. de
inhoud van bedrijfswoningen niet meer dan
a.
voor terreinafscheidingen
b. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3m.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van:
a. het bepaalde in artikel 6.1.1 onder d voor de uitoefening van een aan huis gebonden (bedrijfs)activiteit, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
het ten behoeve van de aan huis gebonden
(bedrijfs)activiteit in gebruik te nemen vloeroppervlak bedraagt maximaal 1/3
van de vloeroppervlakte van de woning en/of de bijgebouwen met een maximum van
- degene die de activiteiten in de woning en/of de bijgebouwen uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd, tenzij wordt aangetoond dat geen onevenredige parkeerdruk ontstaat in het openbaar gebied;
- het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
- de activiteit mag niet milieuvergunningplichtig zijn;
- er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit alsmede handelsactiviteiten via het internet;
- vanaf de openbare weg zichtbare excessieve reclame-uitingen zijn niet toegestaan
a.
het bepaalde in artikel 6.2.2 onder a teneinde vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van
woningen buiten het bouwvlak te bouwen op de gronden gelegen op een afstand van
-
de (nok)hoogte bedraagt maximaal
-
de goothoogte bedraagt maximaal
-
de bebouwde oppervlakte bedraagt maximaal
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.
De op de plankaart voor "Groen (G)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten;
- tuinen;
- bos;
- water(lopen)
- paden en in- en uitritten;
- speelvoorzieningen;
- hondenuitlaatplaatsen
- nutsvoorzieningen;
- beeldende kunstwerken;
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, voorzieningen en (on)bebouwde gronden.
b. ter plaatse van de aanduiding “LPG vulpunt” op de kaart een LPG vulpunt is toegestaan;
c. ter plaatse van de aanduiding “muziekkiosk” op de kaart een muziekkiosk is toegestaan;
d. in- en uitritten uitsluitend zijn toegestaan voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen;
e. speelvoorzieningen
in de vorm van speelplaatsen/sport-c.q. trapvelden met de hierbij behorende
voorzieningen met een oppervlakte groter dan
g. ter plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening” op de plankaart de bestaande nutsvoorzieningen mogen worden gehandhaafd.
a.
de hoogte van de op de kaart aangeduide
muziekkiosk (mk) maximaal
b.
voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, met
uitzondering van speeltoestellen en beeldende kunstwerken, de hoogte maximaal
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te
verlenen van het bepaalde in artikel 7.1.1 onder e, en f, teneinde respectievelijk speelvoorzieningen in de
vorm van speelplaatsen en sport-/c.q. trapvelden met de hierbij behorende
voorzieningen met een oppervlakte groter dan
a. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen;
b. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan.
De op de plankaart voor "Horeca (H)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. horecabedrijven in de subbestemming:
- (h2) (horecabedrijven in de categorie 1 en 2);
- (h3) (horecabedrijven in de categorie 1 t/m 3);
b. bovenwoningen, daar waar op de plankaart een aanduiding "(wb)" is aangegeven, met dien verstande dat per aangegeven aanduiding maximaal één bovenwoning is toegestaan;
c.
kantoorruimte ten behoeve van en zelfstandig
kantoor ter plaatse van de aanduiding kantoor (k) op de plankaart met een
maximale oppervlakte van
een en ander met bijbehorende bouwwerken, (parkeer)voorzieningen en (on)bebouwde gronden.
a. het aantal horecabedrijven binnen een bestemmingsvlak niet meer mag bedragen dan één, dan wel het op het tijdstip van het van kracht worden van het plan bestaande grotere aantal;
b. horecabedrijven en kantoorruimte uitsluitend op de begane grond(bouwlaag) zijn toegestaan.
a. deze binnen de bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat ondergeschikte bouwdelen tevens buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
b. de goothoogte en de hoogte maximaal de op de plankaart aangegeven goothoogte respectievelijk hoogte bedragen;
c. het op de kaart aangegeven bebouwingspercentage niet wordt overschreden; voor zover geen percentage is gegeven bedraagt dit 100.
a.
voor terreinafscheidingen
b.
voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, in
de vorm van licht- en vlaggenmasten
c. voor overige niet eerder genoemde bouwwerken geen gebouw zijnde 3m.
De op de plankaart voor "Kantoor (K)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. kantoren;
b. maatschappelijke doeleinden;
c. maatschappelijke en zakelijke dienstverlening;
met bijbehorende bouwwerken, voorzieningen en (on)bebouwde gronden.
a. deze binnen de bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat ondergeschikte bouwdelen tevens buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
b. de goothoogte en de hoogte van gebouwen maximaal de op de plankaart aangegeven goothoogte respectievelijk hoogte bedragen;
c. het op de kaart aangegeven bebouwingspercentage niet wordt overschreden; voor zover geen percentage is gegeven bedraagt dit 100.
De op de plankaart voor "Maatschappelijk (M)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- maatschappelijke doeleinden;
- maatschappelijke dienstverlening;
- bedrijfswoningen behorende bij ter plaatse gevestigde functies, daar waar op de plankaart een aanduiding "(bw)" is aangegeven, met dien verstande dat per aangegeven aanduiding maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;;
een en ander met bijbehorende bouwwerken, (parkeer)voorzieningen en (on)bebouwde gronden.
a. ter plaatse van de aanduiding “begraafplaats” de gronden tevens zijn bestemd voor een begraafplaats;
b. ter plaatse van de aanduiding “gemeentelijk monument” en “rijksmonument’ de gronden tevens zijn bestemd voor de instandhouding van de hier aanwezige monumentale waarden.
a. deze binnen de bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat ondergeschikte bouwdelen tevens buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
b. de goothoogte en de (nok)hoogte maximaal de op de plankaart aangegeven goothoogte respectievelijk (nok)hoogte bedraagt;
c. in afwijking van het bepaalde onder b ter plaatse van de aanduidingen “rijksmonument” en “gemeentelijk monument” de goothoogte en de (nok)hoogte van deze gebouwen niet meer mag bedragen dan op het moment van ter visie legging van het ontwerp van dit plan bestaande goothoogte en de (nok)hoogte;
a. het op de kaart aangegeven bebouwingspercentage niet wordt overschreden; voor zover geen percentage is gegeven bedraagt dit 100.
a.
voor terreinafscheidingen
b.
voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, in
de vorm van licht- en/of vlaggenmasten
c.
voor overige niet eerder genoemde bouwwerken
geen gebouw zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 10.2.2 onder a teneinde buiten het bouwvlak fietsenstallingen en materiaalbergingen op te richten, met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. de voorziening aantoonbaar noodzakelijk in verband met het functioneren van de ter plaatse gevestigde maatschappelijke functie;
b. goothoogte
bedraagt niet meer dan
c. de
(nok)hoogte bedraagt niet meer dan
d. de
bebouwde oppervlakte bedraagt niet meer dan
e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
f. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen.
De op de plankaart voor "Recreatie - Visvijvers (R-VI)" aangewezen gronden zijn bestemd voor recreatieve visvijvers een en ander met de daarbij bijbehorende bouwwerken, voorzieningen en (on)bebouwde gronden.
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 11.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende bepalingen.
a. deze binnen de bouwvlakken worden gebouwd, met dien verstande dat ondergeschikte bouwdelen tevens buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
b. de goothoogte en de hoogte maximaal de op de plankaart aangegeven goothoogte respectievelijk hoogte bedragen;
c. het op de kaart aangegeven bebouwingspercentage niet wordt overschreden; voor zover geen percentage is gegeven bedraagt dit 100.
a.
voor terreinafscheidingen
b.
voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, in
de vorm van licht- en/of vlaggenmasten
c.
voor overige niet eerder genoemde bouwwerken
geen gebouw zijnde
De op de plankaart voor "Verkeer - Autoboxen (V-A)" aangewezen gronden zijn primair bestemd voor stalling van (motor)voertuigen, alsmede voor bergruimte ten behoeve van de woonfunctie; een en ander met bijbehorende bouwwerken, voorzieningen en (on)bebouwde gronden.
a.
de (nok)hoogte maximaal
b.
de oppervlakte per autobox maximaal
De op de plankaart voor "Verkeer - Verkeer en verblijf (V-V)" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen, voet- en fietspaden;
- parkeervoorzieningen;
- plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten;
- tuinen;
- speelvoorzieningen;
- water(lopen);
- beeldende kunstwerken;
- nutsvoorzieningen
- waterhuishoudkundige voorzieningen;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, voorzieningen en (on)bebouwde gronden.
a. speelvoorzieningen
uitsluitend in de vorm van speelplaatsen met de hierbij behorende voorzieningen
met een oppervlakte niet groter dan
b. ter plaatse van de aanduiding “groen” op de plankaart de gronden uitsluitend zijn bestemd voor plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten, voet- en fietspaden, perceelsontsluitingen, speelvoorzieningen, water(lopen) en waterhuishoudkundige voorzieningen waaronder infiltratievoorzieningen, beeldende kunstwerken en nutsvoorzieningen, alsmede voor tuinen.
a.
de oppervlakte per gebouw maximaal
b.
de goothoogte en de (nok)hoogte maximaal
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen:
a.
van het bepaalde in artikel 13.1.1 onder a teneinde speelvoorzieningen in de vorm van
speelplaatsen met de hierbij behorende voorzieningen met een oppervlakte groter
dan
- de verkeersveiligheid niet in het gedrang mag komen;
- een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat niet is toegestaan;
b. van het bepaalde in artikel 13.1.1 onder b teneinde op de gronden met de aanduiding “groen” op de plankaart de overige in artikel 13.1 genoemde doeleinden toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- de vrijstelling is noodzakelijk ten behoeve van een optimale verkeersafwikkeling dan wel in verband met de parkeerbehoefte binnen het gebied;
- de verkeersveiligheid in het gebied mag niet in het gedrang komen;
- een toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
- er mag geen onevenredige afbreuk worden toegebracht aan het gebruik van belendende percelen.
De op de plankaart voor “Water (WA)” aangewezen gronden, zijn bestemd voor:
- waterhuishoudkundige doeleinden;
- voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;
- kunstwerken, bruggen en andere waterwerken.
14.2. Bouwen
De op de plankaart voor "Wonen (W)" aangewezen gronden zijn bestemd voor woondoeleinden en ter plaatse van de overeenkomstige aanduiding op de plankaart voor het betreffende bestemmingsvlak(deel) meer in het bijzonder bestemd voor woondoeleinden in respectievelijk de volgende categorieën:
- HV en LV vrijstaande woningen;
- HO, en LO vrijstaande en dubbele woningen;
- HG, en LG minimaal 3 aaneengebouwde woningen;
- HM meervoudige woningen;
een en ander met bijbehorende bouwwerken, voorzieningen, tuinen, erven en overige (on)bebouwde gronden.
a. gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
het (mede) ten behoeve van een aan huis
verbonden beroep in gebruik te nemen vloeroppervlak maximaal 1/3 van de
vloeroppervlakte van de woning en/of de bijgebouwen mag bedragen met een
maximum van
- degene die de activiteiten in de woning en/of de bijgebouwen uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- de activiteit mag niet leiden tot gebruik van extra parkeerruimte binnen het openbaar gebied;
- er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden; hieronder worden niet begrepen handelsactiviteiten via het internet;
- vanaf de openbare weg zichtbare excessieve reclame-uitingen niet zijn toegestaan;
c. een kantoor en/of praktijkruimte als nevenfunctie is toegestaan, daar waar dat op de plankaart is aangegeven met een aanduiding “(kp)”, met dien verstande dat het in gebruik te nemen vloeroppervlak ten behoeve van deze functie niet meer mag bedragen dan het vloeroppervlak van de begane grondbouwlaag van de woning;
d. ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen toegestaan” zijn bijgebouwen toegestaan;
e. het bestaande aantal woningen per bouwperceel mag niet worden vergroot;
f. ter plaatse van de aanduiding “gemeentelijk monument” en “rijksmonument’ de gronden tevens zijn bestemd voor de instandhouding van de hier aanwezige monumentale waarden.
a. deze binnen de bouwvlakken worden gebouwd; met dien verstande dat ondergeschikte bouwdelen tevens buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
b. deze met een minimum van 40 % van de breedte van de voorgevel in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
c. de horizontale diepte de achtergevelrooilijn niet mag overschrijden;
d.
de afstand tot de zijdelingse grenzen van het
bouwperceel minimaal
e. de dakhelling minimaal 30° en maximaal 65° bedraagt, tenzij de bestaande woning een plat dak heeft;
f. de goothoogte en de (nok)hoogte in de aangegeven categorieën maximaal als volgt bedragen:
Categorie |
Goothoogte maximaal |
(nok)Hoogte maximaal |
HV, HO, HG, HM |
|
9m |
LV, LO, LG, |
|
|
met dien verstande dat ter plaatse van de aanduidingen “rijksmonument” en “gemeentelijk monument” de goothoogte en de (nok)hoogte van deze gebouwen niet meer mag bedragen dan op het moment van ter visie legging van het ontwerp van dit plan bestaande goothoogte en de (nok)hoogte;
g. de breedte van de voorgevel in de aangegeven categorie maximaal als volgt bedraagt:
Categorie |
Breedte voorgevel maximaal |
LV |
|
HV, |
|
LO |
|
HO, LG |
|
HG |
|
met dien verstande dat ter plaatse van de aanduidingen “rijksmonument” en “gemeentelijk monument” de breedte van de voorgevel van deze gebouwen niet meer mag bedragen dan op het moment van ter visie legging van het ontwerp van dit plan bestaande gevelbreedte.
a. deze niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduidingen “rijksmonument” en “gemeentelijk monument”;
b. deze voorts uitsluitend aan de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd;
c.
de horizontale diepte maximaal
d. de breedte maximaal 60 % bedraagt van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
e. de
(nok)hoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw
bedraagt vermeerderd met
f.
de gezamenlijke oppervlakte maximaal
g.
de afstand tot het openbaar gebied minimaal
h.
in afwijking van het bovenstaande, behoudens het
bepaalde onder a, per woning maximaal één bijgebouw is toegestaan,
uitsluitend in de vorm van een voertuigstalling voor minder validen met een
maximale oppervlakte van
a. deze niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduidingen “rijksmonument” en “gemeentelijk monument”;
b. deze uitsluitend aan de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd;
c. de
horizontale diepte maximaal
d. de gezamenlijke breedte van aan- en/of uitbouwen en overkappingen/luifels maximaal 75 % bedraagt van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
e. de
(nok)hoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw
bedraagt vermeerderd met
f.
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en/of
uitbouwen maximaal
g. de
oppervlakte van de overkapping/luifel maximaal
h. de
oppervlakte van aan- en/of uitbouwen en overkapping/luifel gezamenlijk maximaal
i.
de afstand tot het openbaar gebied minimaal
a. de
(nok)hoogte maximaal
b. de
goothoogte maximaal
a.
deze binnen de bouwvlakken worden gebouwd, met
dien verstande dat op bouwpercelen die groter zijn dan
b.
aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen
minimaal
c. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen tegen de achtergevel en één zijgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd;
-
hiervan slechts sprake mag zijn indien een aan-
of uitbouw wordt gecombineerd met een bestaand vrijstaand bijgebouw dat is
gesitueerd op een afstand van maximaal
- indien hierdoor niet wordt voldaan aan de bepaling ten aanzien van de minimale afstand tot de achterste grens van het bouwperceel, voor de hierdoor nieuw ontstane aan- of uitbouw de bestaande afstand van deze aan- of uitbouw als minimale afstand geldt;
f.
de breedte van aan- en uitbouwen en aangebouwde
bijgebouwen maximaal
g.
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en/of
uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen maximaal
h.
de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande
bijgebouwen maximaal
i. het bebouwingspercentage maximaal 50 bedraagt;
j.
de (nok)hoogte maximaal
k. de goothoogte maximaal bedraagt:
-
de hoogte van de eerste bouwlaag van het
hoofdgebouw vermeerderd met
-
uitsluitend voor vrijstaande bijgebouwen
voor zover een goothoogte op de plankaart is aangegeven geldt deze goothoogte als maximum.
a.
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór
de voorgevelrooilijn of het verlengde daarvan niet meer mag bedragen dan
c.
in afwijking van het bepaalde onder b. bij hoekwoningen de hoogte van terreinafscheidingen,
voor zover deze zich situeren naar het openbaar gebied uitsluitend mogen worden
uitgevoerd met een constructie die vanaf
d.
de hoogte van speeltoestellen en vlaggenmasten
niet meer mag bedragen dan respectievelijk 3m en
e.
de hoogte van pergola’s niet meer mag bedragen
dan
f. voor carports en overkappingen anders dan bedoeld in artikel, 15.2.4, dat:
-
deze
-
de hoogte maximaal
-
de oppervlakte maximaal
a. deze uitsluitend op het zij- en/of achtererf worden gebouwd;
b.
de hoogte maximaal
c.
de afstand tot de grens van het bouwperceel
minimaal
d.
de oppervlakte maximaal
e. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken op het zij- en achtererf maximaal 50% van de oppervlakte van dat zij- en achtererf bedraagt.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen:
-
het ten behoeve van de aan huis gebonden
(bedrijfs)activiteit in gebruik te nemen vloeroppervlak bedraagt maximaal 1/3
van de vloeroppervlakte van de woning en/of de bijgebouwen met een maximum van
- degene die de activiteiten in de woning en/of de bijgebouwen uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd, tenzij wordt aangetoond dat geen onevenredige parkeerdruk ontstaat in het openbaar gebied;
- het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
- de activiteit mag niet milieuvergunningplichtig zijn;
- er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit alsmede handelsactiviteiten via het internet;
- vanaf de openbare weg zichtbare excessieve reclame-uitingen zijn niet toegestaan;
b.
van het bepaalde in artikel 15.2.2 onder c teneinde de horizontale diepte van het hoofdgebouw te
vergroten tot maximaal 60% van de grootste diepte van het bouwperceel met een
maximum van
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
-
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van
de in de omgeving aanwezige
- het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
- voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder
- het bebouwingspercentage als bedoeld in artikel 15.2.6 onder i niet in het geding komt;
c. van het bepaalde in artikel 15.2.6 onder a teneinde aan- en/of uitbouwen alsmede bijgebouwen buiten het bouwvlak te bouwen met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- deze uitsluitend mogen worden opgericht als zijdelingse aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw gelegen op het zijerf;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
-
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van
de in de omgeving aanwezige
- het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
- voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
- er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
- voorts wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 15.2.6 onder b, f, g, h, j, k;
d. van het bepaalde in artikel 15.2.2 onder e teneinde een andere dakhelling toe te staan met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- de verandering mag niet leiden tot een aantasting van het bebouwde karakter in de directe omgeving en de monumentale waarde van het gebouw; er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
- er vindt geen toename plaats van het aantal woningen op het bouwperceel;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
- het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
e.
van het bepaalde in artikel 15.2.2 onder f teneinde de goot- en/of de (nok)hoogte van het
hoofdgebouw te vergroten met het hieronder gegeven percentage voor de
betreffende categorie:,
Categorie |
Vergroting van de goothoogte met maximaal |
Vergroting van de (nok)hoogte
met maximaal |
HV, HO, HG, HM |
15 % |
15 % |
LV, LO, LG, |
30 % |
15 % |
met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- het overwegende karakter van de betreffende categorie (lage woningen, hoge woningen) in de directe omgeving mag niet op een onevenredige wijze worden aangetast; er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
- de monumentale waarde komt niet in het gedrang;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
- het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
f.
van het bepaalde in artikel 15.2.6 onder g voor het toestaan van een gezamenlijke oppervlakte
van aan- en/of uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen tot maximaal
g.
van het bepaalde in artikel 15.2.6 onder h voor het toestaan van een gezamenlijke oppervlakte
van vrijstaande bijgebouwen bij woningen tot maximaal
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, het plan wijzigen teneinde woningen in een andere categorie toe te staan met inachtneming van de volgende voorwaarden:
a. de verandering mag niet leiden tot een aantasting van het bebouwde karakter in de directe omgeving; er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
b. er vindt geen toename plaats van het aantal woningen op het bouwperceel;
c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
d. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.
De op de plankaart voor “Woongebied – Uit te werken (WG-U)" aangewezen -nader uit te werken- gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
- verkeers- en verblijfsdoeleinden;
- groen- en speelvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- geluidwerende voorzieningen;
- waterhuishoudkundige voorzieningen en water(lopen);
een en ander met bijbehorende bouwwerken, voorzieningen, tuinen, erven en overige (on)bebouwde gronden.
Burgemeester en wethouders werken de in artikel 16.1 omschreven bestemmingen uit in een uitwerkingsplan met inachtneming van de volgende stedenbouwkundige kwalitatieve randvoorwaarden en uitwerkingsregels.
a. binnen het gebied is naast de vestiging van grondgebonden woningen de realisatie van appartementenwoningen mogelijk;
b. rekening dient te worden gehouden met de voor Bergharen kenmerkende kleinschaligheid en het karakter van de woonbuurt dit betekent dat appartementengebouwen maximaal mogen bestaan uit twee bouwlagen met een extra woonlaag in de kap;
c. het karakter van de Wijksestraat dient behouden te blijven;
d. de ontsluiting van nieuwe woonpercelen vindt plaats vanuit de woonbuurt;
a. binnen de bestemming mogen maximaal 40 woningen worden gerealiseerd;
b. voor het bouwen van gebouwen geldt dat:
- de dakhelling ten minste 30º en ten hoogste 45º mag te bedragen;
- voorts ten aanzien van woningen en aan- en/of uitbouwen alsmede bijgebouwen bij woningen in principe dient te worden aangesloten bij de maatvoeringseisen in Artikel 15 “Wonen (W)”;
c. voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid voor de te realiseren functie;
d. de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel de vóór de vaststelling van het plan verleende hogere grenswaarde mag niet worden overschreden;
e. de uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het uitwerkingsplan zal plaatsvinden.
Indien en zolang een uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 16.2 nog niet van kracht is geworden, mag op de in artikel 16.1 bedoelde gronden niet worden gebouwd.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 16.3, mits van Gedeputeerde Staten vooraf een verklaring van geen bezwaar is ontvangen.
De op de plankaart
voor “Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming)” aangewezen gronden zijn mede bestemd voor
de bescherming van archeologische waarden, onderscheiden in archeologisch
gebied (hoge waarde) en archeologisch verwachtingsgebied.
Bouwen is
uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 17.1 omschreven
doeleinden, tenzij:
a.
op
basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie
geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
b.
het
bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de
oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met
uitzondering van nieuwe kelders;
c.
gebouwen
volledig binnen een zone van maximaal
d.
het
nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 60m² behalve als de bouwlocatie
is gelegen binnen een gebied met de aanduiding “archeologisch gebied (hoge
waarde)”, in welk geval een oppervlak van 30m² geldt.
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 17.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de
op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van
archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de
bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Aan een
vrijstelling kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
a. de verplichting tot het treffen van
technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of
aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor
heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende
bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
b. de verplichting tot het doen van
opgravingen,of;
c. de verplichting de activiteit die tot een
bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein
van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en
wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning op de in artikel 17.1 bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
a.
het
ophogen van de bodem met meer dan 2m;
b.
grondwerkzaamheden,
waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen
van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten,
vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
c.
bodem
verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande
funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
d.
het
verlagen van het waterpeil;
e.
het tot
stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
f.
het
uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
g.
het
aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
h.
het
aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden,
banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
i.
het
aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen
en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
a. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30cm onder het bestaande maaiveld;
b. voor zover het uitsluitend werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van 60m² tenzij de bouwlocatie is gelegen binnen een gebied met de aanduiding ‘archeologisch gebied (hoge waarde)’ )”, in welk geval een oppervlak van 30m² geldt;
c.
voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft
die volledig worden uitgevoerd binnen een zone van maximaal
d. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
e. indien het archeologisch erfgoed zodanig zal worden behandeld dat conservering in de bodem is gewaarborgd;
f. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen en bij vervanging van rioleringen, voor zover de hiermee gepaard gaande vergravingen zich beperken tot de reeds geroerde grond;
g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning in dit kader is verleend;
h. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende vrijstelling op grond van het bepaalde in 17.3.
17.5. Nadere eisen
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering
van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek
is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische
monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond worden behouden.
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, het plan wijzigen teneinde:
a. de dubbelbestemming ‘Archeologisch waardevol gebied’ geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
b. aan
gronden alsnog de aanduiding ‘archeologisch gebied (hoge waarde)’ toe te
kennen, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse
archeologische waarden aanwezig zijn.
18.1.
Doeleinden
De op de plankaart voor ‘Molenbeschermingszone’ aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de instandhouding van de belangen van de buiten het plangebied gelegen bestaande molen als werktuig en beeldbepalend element.
X
maximale bouwhoogte = ---- + 2,5
50
in welke formule voorstelt:
X: de afstand in meters vanaf het obstakel tot de wieken van de molen;
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 18.2 voor het verhogen van de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de bestemming, waarmee de onderhavige dubbelbestemming samenvalt. Hierbij dienen de bepalingen van de desbetreffende andere bestemming in acht te worden genomen. Bovendien mogen de belangen van de molen niet onevenredig worden aangetast. Hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een door het College van Burgemeester en Wethouders van Wijchen aan te wijzen onafhankelijke deskundige.
a. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur met een grotere hoogte dan de molenbelt;
b. het ophogen van gronden;
c. het planten van bomen, hoog opgaande heesters en andere hoog opgaande begroeiing met een grotere hoogte dan de molenbelt.
a. binnen het kader van het op de bestemming van die gronden gerichte normale onderhoud en beheer, dan wel die welke voortvloeien uit het normale gebruik;
b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren.
De als “Waardevolle bomen (dubbelbestemming)” op de kaart aangegeven gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), bestemd voor het behoud en de bescherming van de ter plaatse aanwezige waardevolle bomen.
a. de aanleg van verhardingen;
b. de aanleg van onder- of bovengrondse leidingen en andere constructies;
c. het ophogen of afgraven van de gronden.
a. die verband houden met het normale onderhoud van de bomen;
b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
d. welke noodzakelijk zijn ten behoeve van de bescherming/ het behoud van de waardevolle bomen.
De op de plankaart voor “Waterstaatsdoeleinden (dubbelbestemming)“ aangeduide gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en), primair bestemd voor het beheer en het onderhoud van de watergangen en/of retentievoorzieningen met de bijbehorende voorzieningen, zoals bermen, schouwpaden en beschoeiing, één en ander met inachtneming van de Keur van het Waterschap
Op de gronden als bedoeld in artikel 20.1. zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken,
geen gebouwen zijnde die ten dienste staan van de bestemming met een hoogte van
maximaal
20.3. Vrijstellingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 20.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) mits het belang van de watergangen en/of retentievoorzieningen in voldoende mate is gewaarborgd. Hieromtrent wordt de beheerder van de watergang en/of retentievoorziening gehoord.
PARAGRAAF III. ALGEMENE BEPALINGEN
a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan ingevolge deze voorschriften;
d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan ingevolge deze voorschriften;
e. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel een escortbedrijf.
a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
b.
de oppervlakte per woonruimte maximaal
c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in het plan:
In afwijking van het bepaalde onder a dit op de (nok)hoogte van aan- uit- en bijgebouwen uitsluitend van toepassing is indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
-
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van
de in de omgeving aanwezige stedenbouwkundige en/of
b.
om bij de uitvoering van het plan af te wijken
van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale
vlak op de plankaart, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband
met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen
de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de
plankaart is aangegeven niet meer dan
c.
om bij de uitvoering van het plan af te wijken van
bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de plankaart,
niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is
uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten
opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan
d. het plaatsen van een antenne-opstelpunt ten behoeve van de mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- het antenne-opstelpunt wordt geplaatst op of aan een als zodanig op de plankaart aangeduide antennemast, dan wel op of aan een bouwwerk, niet zijnde een woning;
- het antenne-opstelpunt is aantoonbaar noodzakelijk voor een adequaat dekkend netwerk voor mobiele telecommunicatie;
-
de hoogte van de antennespriet bedraagt niet
meer dan
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen teneinde op de plankaart een aanduiding "antennemast" aan te geven, zulks ten behoeve van de plaatsing van een antennemast voor mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
a. de antennemast wordt geplaatst binnen een bestemmingsvlak waarin geen woningen aanwezig zijn;
b. de antennemast leidt ook overigens niet tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu in de omgeving;
c. de antennemast is aantoonbaar noodzakelijk voor een adequaat dekkend netwerk voor mobiele telecommunicatie en site-sharing behoort aantoonbaar niet tot de mogelijkheden;
d.
de antennemast is niet hoger dan noodzakelijk
voor een adequaat dekkend netwerk voor mobiele telecommunicatie met een maximum
van
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
a. alleen ondergronds mag worden gebouwd waar bovengrondse bebouwing aanwezig is;
c. de
verticale diepte maximaal
d. in afwijking van het hierboven bepaalde onder a mag, waar geen bovengrondse bebouwing aanwezig is, maximaal 25m² ondergronds worden gebouwd in aansluiting op de onder a bedoelde ondergrondse bebouwing.
a. de
verticale diepte maximaal
b. de
bebouwde oppervlakte per aan te leggen voorziening maximaal
c. deze voorzieningen uitsluitend worden gesitueerd binnen het openbaar gebied;
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
e. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.
PARAGRAAF IV. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
27.1. Overgangsrecht bouwwerken
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Eenmalig kan ontheffing worden verleend van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
27.2. Overgangsrecht gebruik
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
e. Overtreding van het bepaalde in dit artikel is een strafbaar feit als bedoeld in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
27.3. Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen kunnen burgemeester en wethouders.
Deze voorschriften kunnen worden aangehaald als voorschriften van het bestemmingsplan "Kern Bergharen 2008" van de gemeente Wijchen.