BESTEMMINGSPLAN WOONWIJK WIJCHEN NOORD (juridische toelichting)

4.       wijze van bestemmen

4.1.      Plansystematiek

4.2.      De bestemmingen

 

 

 

VOORSCHRIFTEN

 

 

 

 

4.         wijze van bestemmen

4.1.   Plansystematiek

Algemeen

Het bestemmingsplan Noord-Wijchen bestaat uit een plankaart (bestaande uit een vijftal kaartbladen), voorschriften en een toelichting. De plankaart en de voorschriften tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Kaart en voorschriften dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

Het bestemmingsplan is overwegend aan te merken als een beheersplan. Met de plansystematiek en de tekenwijze is zoveel mogelijk aangesloten bij het ‘Handboek (Digitale) bestemmingsplannen Gelderland’ van maart 2005. Hiermee sluit het plan tevens aan bij de doelstellingen van de Digitale Uitwisseling Ruimtelijke Processen (DURP) van VROM.

Als gevolg van deze aanpak is het plan digitaal uitwisselbaar overeenkomstig het InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO).

 

Het bestemmingsplan kent globaal de volgende opbouw;

-           het plangebied (alle gronden binnen de begrenzing van het plan);

-           de bestemmingen (de in het plangebied voorkomende functies zijn ondergebracht in de diverse bestemmingen / dubbelbestemmingen). Dubbelbestemmingen kunnen meer dan een bestemming overlappen en hebben een aanduiding op de kaart: bijv. Archeologisch waardevol gebied); de dubbelbestemmingen vormen de primaire toets;

-           de bouwvlakken (binnen de bestemmingen zijn bouwvlakken aangegeven waarbinnen, op uitzonderingen na, de bebouwing zich mag bevinden);

-           voor bepaalde specifieke aan de bestemming gekoppelde functies en/of maatvoeringseisen zijn binnen de bestemming aanduidingen opgenomen.

De hierboven genoemde opbouw vindt zijn doorvertaling naar de bestemmingsplanvoorschriften. Behoudens de tot de ondergrond behorende informatie (topografische gegevens die een afspiegeling zijn van het grondgebruik waaronder bebouwing, wegen en paden, spoorlijn, percelen, water en de kadastrale(eigendoms) gegevens zoals kadastrale percelen met nummers, huisnummers e.d.) hebben alle op de plankaart aangegeven zaken een koppeling met de bestemmingsplanvoorschriften.

De planvoorschriften

De planvoorschriften zijn ondergebracht in vier paragrafen:

·         Paragraaf I (inleidende bepalingen), met daarin begripsbepalingen en meetvoorschriften die van belang zijn voor de toepassing en interpretatie van de voorschriften in de overige hoofdstukken;

·         Paragraaf II (bestemmingsbepalingen ), waarin per bestemming een doeleindenomschrijving, bouwvoorschriften en eventueel vrijstellings/wijzigingsbevoegdheden of bevoegdheden tot het stellen van andere eisen worden gegeven;

·         Paragraaf III (algemene bepalingen), waarin algemeen geldende gebruiks-, vrijstellings- en wijzigingsbepalingen en een aantal standaardbepalingen zijn opgenomen. In het kader van de gebruiksbepaling is de vrijstellingsmogelijkheid voor mantelzorg van belang. Daarnaast is in dit hoofdstuk tevens een algemeen geldende regeling opgenomen inzake ondergronds bouwen. Een belangrijke bepaling vormt de regeling met betrekking tot bestaande afmetingen, afstanden en percentages. Hierin worden de bestaande afwijkingen ten opzichte van in de bestemmingsregeling opgenomen eisen in overeenstemming met het plan verklaard;

·         Paragraaf IV (overgangs- en slotbepalingen), waarin het overgangsrecht en een aantal gebruikelijke slotbepalingen zijn te vinden, waaronder procedurevoorschriften en een citeertitel.

Bestemmings(vlak), bouwvlak en bouwperceel

Belangrijke begrippen in het plan zijn de begrippen bestemming(svlak), bouwvlak en bouwperceel. Hoewel deze begrippen worden omschreven in artikel 1 van de voorschriften is enige toelichting op zijn plaats.

 

Een bestemming(svlak) is een aaneengesloten vlak op de plankaart, dat één en dezelfde bestemming heeft. De bij een bestemming behorende voorschriften gelden afzonderlijk voor elk bestemmingsvlak met die bestemming. Voor zover daarop uitzonderingen bestaan, wordt dat in de voorschriften uitdrukkelijk aangegeven.

 

In de meeste bestemmingsvlakken is op de plankaart is een bouwvlak aangegeven. Een bouwvlak is een nader begrensd gebied, waar gebouwen (zowel hoofdgebouwen als bijgebouwen) zijn toegestaan. Buiten het bouwvlak mogen in de regel geen gebouwen worden opgericht, doch uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde. Slechts in enkele bestemmingen wordt daarop in beperkte vorm een uitzondering gemaakt, zoals in de bestemming "Wonen (W)" in verband met aanbouwen aan de voor- en zijkant, binnen de bestemming “Detailhandel (DH)” ten behoeve van de woningen, binnen de bestemming “Sport (S)” ter plaatse van de sportvelden, ten behoeve van fietsenstallingen e.d. binnen de bestemmingen “Maatschappelijk (M)” en nutsvoorzieningen binnen de bestemming “Gemengd (GD)”.

 

Het bouwperceel is niet op de plankaart aangegeven. In artikel 1 van de voorschriften wordt het omschreven als "een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze voorschriften één bouwwerk of meerdere bij elkaar behorende bouwwerken zijn toegestaan". In feite gaat het daarbij om het stuk grond dat bij de beoordeling van een bouwvergunningaanvraag moet worden aangemerkt als behorende bij het gevraagde bouwwerk. Een bouwperceel is altijd gelegen binnen één bestemmingsvlak, maar hoeft daarmee niet samen te vallen. Met name in de bestemming "wonen" komen meerdere bouwpercelen binnen één bestemmingsvlak voor. Die bouwpercelen vallen in de regel samen met de feitelijke begrenzing van het erf. Waar die feitelijke begrenzing tevens de eigendomsgrens is, valt het bouwperceel samen met het kadastrale perceel.

Bouw- en gebruiksvoorschriften

Bij elke bestemming zijn bouwvoorschriften gegeven. Daarnaast is een aantal algemene voorschriften opgenomen die van belang zijn voor de toegestane bebouwing. Afgezien van de relevante begripsbepalingen en de meetvoorschriften in artikel 1 en 2 gaat het daarbij in het bijzonder om de artikelen 25 en 28.

 

Artikel 26 (bestaande afmetingen, afstanden en percentages) is een soort vangnetbepaling, die moet voorkomen dat legale bouwwerken, die groter of juist kleiner zijn dan de bouwvoorschriften toestaan, onder het overgangsrecht komen te vallen. Voor deze bouwwerken gelden de werkelijke afmetingen als maximum dan wel minimum. Door dit in een algemeen artikel te regelen is het niet noodzakelijk om in de eigenlijke bouwvoorschriften allerlei uitzonderingen en voorbehouden te maken, hetgeen de leesbaarheid van de voorschriften ten goede komt.

 

Artikel 29 (anti-dubbeltelbepaling) is een standaardbepaling, die met name beoogt te voorkomen dat door bewuste of onbewuste veranderingen van bouwpercelen en de grenzen van een bouwperceel dubbel gebruik gemaakt kan worden van dezelfde eenmalig bedoelde bouwmogelijkheden.

 

De gebruiksvoorschriften zijn ondergebracht in artikel 25, dat betrekking heeft op alle bestemmingen. Artikel 25.1 bepaalt, dat het verboden is gronden en daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming. Daarmee wordt bedoeld een gebruik in afwijking van de bij elke bestemming gegeven doeleindenomschrijving. Onder gebruiken wordt overigens mede verstaan "doen gebruiken", "laten gebruiken"en in "gebruik geven" (artikel 1. onder 64. Dit om de handhaafbaarheid van het algemene gebruiksverbod te waarborgen. Onder verboden gebruik wordt in iedere gaval verstaan het gebruik van de gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen of escortbedrijven.

Ondergronds bouwen

In artikel 30 is een algemeen geldende regeling opgenomen inzake ondergronds bouwen. Voorschriften met betrekking tot maatvoering gelden ook ondergronds, met daarbij de beperking, dat de diepte maximaal 5 m mag bedragen, tenzij in de voorschriften anders is bepaald.

Er mag alleen ondergronds worden gebouwd waar bovengrondse bebouwing aanwezig is; in afwijking hiervan mag aanvullend maximaal 25m² ondergronds worden gebouwd.

Binnen speciaal op de kaart aangegeven gebieden  is eveneens ondergronds bouwen toegestaan. Deze gebieden hebben betrekking op een deel van het Meshallenterrein in verband met de hier gesitueerde parkeerkelder en de gronden waar bergbezinkbasins zijn gesitueerd ten behoeve van ondergrondse waterberging.

Voorschriften in verband met de bestemmingen

De voorschriften in verband met de bestemmingen kennen alle eenzelfde opbouw met achtereenvolgens, voor zover aanwezig, de volgende bepalingen:

·         doeleinden;

·         bouwen;

en, voor zover aanwezig:

·         nadere-eisen.

·         vrijstellingen;

 

De doeleindenomschrijving is de centrale bepaling van elke bestemming. In de doeleindenomschrijving worden limitatief de functies genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan. De bouwvoorschriften zijn gerelateerd aan de doeleindenomschrijving. Ook het gebruik van grond en bebouwing is gekoppeld aan de doeleindenomschrijving (via de algemene gebruiksbepaling).

 

De vrijstellingsbevoegdheden en bevoegdheden tot het stellen van nadere eisen zijn gebaseerd op artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en geven het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid om onder voorwaarden vrijstelling te verlenen van een specifiek voorschrift of nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van gebouwen.

 

Wijzigingen zijn, voor zover het plan hierin voorziet, mogelijk op grond van artikel 11 WRO. Voor zover deze wijzigingen van invloed kunnen zijn op de waterhuishouding wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

4.2.   De bestemmingen

In het bestemmingsplan zijn de bestemmingen in alfabetische volgorde geplaatst. Hieronder worden de specifiek aan de gronden in het plan toegekende bestemmingen artikelsgewijs behandeld.

 

Artikel 3 “Bedrijf (B)”

In deze bestemming zijn de verspreid in het plangebied voorkomende bedrijven bestemd. Het betreft een tweetal Tankstations; een aan Randweg Noord en een aan de Schoenaker. Hier zijn naast de verkoop van motorbrandstoffen met inbegrip van LPG, tevens een autowasinrichting, een servicestation en een tankshop toegestaan. Voor de gebouwen is op de plankaart een bouwvlak aangeven met de hierbij behorende maatvoering. In aanvulling hierop mogen, met een in de bestemming aangegeven maximum oppervlakte, luifels worden opgericht. Luifels mogen zich buiten het bouwvlak bevinden. De LPG vulpunten zijn op de kaart gefixeerd.

Naast de tankstations bevindt zich in het plangebied een garagebedrijf aan de Woeziksestraat. Dit bedrijf is overeenkomstig het huidige gebruik en omvang bestemd. Hier is ook de aanwezige bedrijfswoning bestemd. Ook hier zijn bouwvlakken opgenomen met de daarbij behorende maatvoering. De bestemming kent tevens een regeling voor bouwwerken geen gebouw zijnde.

Via een vrijstelling is het mogelijk om hier een ander bedrijfsactiviteit te vestigen voor zover passend binnen de woonomgeving.

 

De overige hier niet genoemde bedrijven in het plangebied zijn onderdeel van andere bestemmingen.

 

Artikel 4 “Bedrijventerrein (BT)”

De bestemming bedrijventerrein bevat de gronden die in het bestemmingsplan Hofsedam zijn bestemd voor “Bedrijven”.

Toegestaan zijn bedrijven voor zover deze behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de “staat van bedrijfsactiviteiten” A, maar met uitzondering van bedrijven als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer. De staat van inrichtingen is een bijlage bij de planvoorschriften waarin een selectie van bedrijven is opgenomen in de milieucategorieën 1 t/m 3 uit de VNG brochure Bedrijven en milieuzonering. De staat van inrichtingen is opgedeeld in twee lijsten (A en B) waarbij een onderscheid is gemaakt in aard en uitstraling van de bedrijven. De verschillende lijsten zijn aan zones in het gebied gekoppeld.

Voor het bouwen (maatvoering en situering) zijn minimum en maximum maatvoeringseisen opgenomen. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen. De maatvoering voor de op de plankaart onderscheiden bouwvlakken is aangegeven op de plankaart.

De bestemming kent tevens een regeling voor bouwwerken geen gebouw zijnde. De voorschriften stellen tevens voorwaarden aan reclame-uitingen.

 

Onder een aantal nader genoemde voorwaarden is via vrijstelling het volgende toegestaan:

-         de vestiging van een bedrijf dat niet is vermeld in de “staat van bedrijfsactiviteiten A” danwel voorkomt in categorie 3 in de "staat van bedrijfsactiviteiten B”;

-         voor de vestiging van recreatieve voorzieningen binnen gebouwen, die naar hun gevolgen voor de omgeving gelijk kunnen worden gesteld met de bedrijven uit categorie 1 en 2 van de “staat van bedrijfsactiviteiten A”, zoals sportscholen, dansscholen, biljart en snookercentra, fitnesscentra en sauna’s;

-         voor detailhandelsbedrijven, waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat deze gezien de omvang en de aard van de goederen, zoals auto’s, boten, grove bouwmaterialen en grootschalige meubeldetailhandel, niet passen in een winkelcentrum of een woongebied;

-         voor de vergroting van de in enkele bepalingen opgenomen maten, waaronder andere bouwwerken en de omvang en oppervlakte van reclamezuilen.

 

Artikel 5 “Centrum (C)”

De doeleindenomschrijving bij deze bestemming bevat de volgende onderdelen:

-        wonen;

-        horeca;

-        detailhandel;

-        zakelijke dienstverlening;

-        kantoren;

-        maatschappelijke doeleinden;

-        maatschappelijke dienstverlening;

-        nutsvoorzieningen;

-        verblijfsdoeleinden;

 

Binnen deze bestemming zijn de gronden geregeld die behoren tot het wijk/winkelcentrum aan de Tunnelweg.

Hier bevindt zich het winkelcentrum met diverse functies waaronder een horeca, zakelijke dienstverlening etc. Binnen het centrumgebied bevinden zich bovenwoningen die door middel van een aanduiding positief zijn bestemd. Overigens is geen wonen toegestaan.

Horeca is uitsluitend toegestaan in de vorm van horeca-activiteiten in de aangegeven categorieën.

Voor de bovenwoningen geldt dezelfde regeling voor aan huis verbonden beroepen als binnen de bestemming “Wonen (W)”.

 

Ook binnen deze bestemming mag gebouwd worden binnen het bouwvlak. De goot- en de (nok)hoogte zijn op de plankaart aangegeven. Het bebouwingspercentage bedraagt 100, tenzij op de plankaart een ander percentage is aangegeven.

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt een specifieke maatvoering.

 


De bestemming bevat de volgende vrijstellingen ten behoeve van:

-           het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf ten behoeve van de bovenwoning;

het toestaan van een grotere hoogte voor bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

Artikel 6 “Detailhandel (DH)”

Deze bestemming voorziet in een regeling voor de verspreid door het plangebied voorkomende detailhandelsbedrijven. Winkels binnen het gebied, anders dan die in het winkelcentrum aan de Tunnelweg en in het gebied Kruisbergseweg / Kraanvogelstraat, zijn onderdeel van deze bestemming. Het betreft dan in het bijzonder winkels aan de Holenbergseweg in de Woezik en een tweetal winkels aan de Passeweg.

Naast de winkels zijn de aanwezige bovenwoningen positief bestemd. Binnen de bestemming is tevens zakelijke dienstverlening toegestaan. Horeca is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding op de plankaart in de hieraan gekoppelde categorie. Voor de woningen is de regeling opgenomen voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf, analoog aan de bestemming “Wonen (W)”.

Op de plankaart zijn bouwvlakken opgenomen met de daarbij behorende maatvoering. Deels mogen, via een vrijstelling, aan- uit- en bijgebouwen ten behoeve van woningen buiten het bouwvlak worden gesitueerd. De bestemming kent tevens een regeling voor bouwwerken geen gebouw zijnde.

Via een wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend de woonfunctie worden uitgeoefend, middels een omzetting van de bestemming naar “Wonen (W)”. Dit mag echter geen vermeerdering van het aantal woningen tot gevolg hebben.

 

Artikel 7 “Gemengd (GD)”

Deze bestemming is opgenomen voor het gebied Kruisbergseweg / Kraanvogelstraat. Dit gebied is oorspronkelijk ontwikkeld als een bedrijventerrein. Het gebied bevat thans een aantal zeer gemêleerde functies, waarvan detailhandel een belangrijke component vormt.

De gronden zijn bestemd voor gemengde doeleinden in de vorm van bedrijven, detailhandel, zakelijke en maatschappelijke dienstverlening, wonen, alsmede voor nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Bedrijven zijn overal binnen de bestemming toegestaan zoals deze zijn vermeld onder milieucategorie 1 en 2 in de “staat van bedrijfsactiviteiten A”. Daarnaast is ter plaatse van de aanduiding “(bvi)” op de plankaart een voedingsindustrie en ter plaatse van de aanduiding “(bsl)” een slachterij toegestaan. Via een vrijstelling worden bedrijfsvestigingen toegestaan die niet zijn genoemd onder milieucategorie 1 en 2 in de “staat van bedrijfsactiviteiten A”, maar die qua aard en invloed op de omgeving hiermee zijn gelijk te stellen.

Detailhandel is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “(dh)” op de plankaart toegestaan en uitsluitend op de begane grond. Daarnaast is een aantal grotere detailhandelsactiviteiten specifiek bestemd. Deze laatste betreffen deels de zogenaamde perifere detailhandel en deels grootschalige winkelbedrijven, waarvan de vestiging in het winkelcentrum niet voor de hand ligt. Op deze locaties mogen, via een wijzigingsbevoegheid, andere vormen van detailhandel worden gevestigd onder een aantal specifieke voorwaarden. In ieder geval is de vestiging van supermarkten uitgesloten en mag de verandering niet leiden tot onevenredige aantasting van het voorzieningenniveau binnen het verzorgingsgebied van de kern Wijchen.

De bestaande woningen zijn vastgelegd in de regeling als bedrijfswoning. De vestiging van nieuwe woningen is niet toegestaan.

Zakelijke dienstverlening en/of maatschappelijke dienstverlening is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding “(dv)” op de plankaart in omvang van het ter plaatse bestaande bedrijfsvloeroppervlak.

Het tankstation (zonder LPG) is onderdeel van de subbestemming garagebedrijf.

 

Op de plankaart zijn bouwvlakken opgenomen met de daarbij behorende maatvoering. Deels mogen, via een vrijstelling, aan- uit en bijgebouwen ten behoeve van woningen buiten het bouwvlak worden gesitueerd. De bestemming kent tevens een regeling voor bouwwerken geen gebouw zijnde. Bij het tankstation is buiten het bouwvlak een luifel toegestaan.

 

Artikel 8“Groen (G)”

De in het plangebied aanwezige groengebieden die door de gemeente zijn aangemerkt als structureel groen zijn bestemd tot "Groen (G)".

Tot het structureel groen behoren de grotere aaneengesloten groenvoorzieningen die bepalend zijn voor de groenstructuur van het plangebied als geheel, waaronder markante bomenlanen en overig groen langs belangrijke wegen in het plangebied, parken en de groene aders die langzaamverkeersverbindingen vormen.

 

De gronden binnen de bestemming zijn, naast plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten, eveneens bestemd voor water, paden e.d, speelvoorzieningen, hondenuitlaatplaatsen, geluidwering en beeldende kunst, alsmede voor waterhuishoudkundige voorzieningen (hemelwaterbergings- en infiltratievoorzieningen bijv. in de vorm van wadi’s, bergbezinkbasins) en tuinen.

Kleine speelvoorzieningen zijn rechtstreeks toegestaan; de wat grotere voorzieningen en de hondenuitlaatplaatsen zijn specifiek bestemd via een aanduiding op de plankaart.

De bestemming kent een regeling voor het oprichten van kleine gebouwen, met een aparte regeling voor het op de plankaart aangeduide dierenparkje en de aanduiding bastion. Daarnaast worden eisen gesteld aan de maatvoering van bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Ter plaatse van de aanduiding “antennemast” op de hoek van het Kavelpad en de Randweg Noord zijn de gronden tevens bestemd voor een antennemast voor mobiele telecommunicatie. De mast mag een hoogte hebben van maximaal 40 m.

 

Via een vrijstelling is het mogelijk om binnen de bestemming op andere locaties grotere speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen toe te staan.

 

Artikel 9 “Horeca (H)”

De horecabedrijven, behoudens horecavoorzieningen in het winkelcentrum aan de Tunnelweg en het horecabedrijf aan de Holenbergeseweg (zie hiervoor bestemmingen “Centrumgebied (C)” en “Detailhandel (DH)”), zijn ondergebracht binnen deze bestemming. Voor de horecavoorzieningen wordt een onderscheid gemaakt in categorieën, waarbij met name de uitstraling naar de omgeving van belang is. De horecabedrijven zijn ingedeeld in de categorieën waar ze nu toe behoren.

-         h2 (horecabedrijven in de categorie 1 en 2);

-         h3 (horecabedrijven in de categorie 1 t/m 3);

-         h4 (horecabedrijven in de categorie 1 t/m 4)

De aanduidingen (h2), (h3) en (h4) staan op de plankaart aangegeven. De categorieën worden nader verklaard in artikel 1 onder de definitie “horecabedrijf”. Uitgangspunt hierbij is de mate van impact van deze bedrijven op hun omgeving.

Waar en bedrijfswoning aanwezig is deze positief bestemd.

Op de plankaart zijn bouwvlakken opgenomen met de daarbij behorende maatvoering. De bestemming kent tevens een regeling voor bouwwerken geen gebouw zijnde.

 

Artikel 10 “Kantoor (K)”

Binnen het plangebied bevindt zich een aantal kantoren die in deze bestemming zijn ondergebracht. Ook hier zijn de kantoren binnen het gebied Kruisbergseweg-Kraanvogelstraat geen onderdeel van deze bestemming. Naast een kantoorgebouw aan de Kruisbergseweg een zelfstandig kantoortje aan de Tunnelweg is in deze bestemming de kantoorlocatie aan de Beuningsesteeg ( bij de Schoenaker) van belang.

De Villa Mes is eveneens in deze bestemming opgenomen met de toevoeging dat hier tevens zakelijke en maatschappelijke dienstverlening is toegestaan aanduiding “dv”). Hier wordt tevens de monumentale waarde van de villa beschermd.

Op de plankaart zijn bouwvlakken opgenomen met de daarbij behorende maatvoering. De bestemming kent tevens een regeling voor bouwwerken geen gebouw zijnde.

De uitbreiding van Villa Mes wordt binnen het bouwvlak op de plankaart met de maximaal toegestane goot- en (nok)hoogte van 3,50 m uitsluitend toegestaan via een vrijstelling, gekoppeld aan de monumentale waarde van de villa. Via een wijziging is hier de uitbreiding va het hoofdgebouw toegestaan.

 

Artikel 11 “Maatschappelijk (M)”

Binnen deze bestemming zijn de aangewezen gronden bestemd voor instellingen en voorzieningen op medisch, sociaal-cultureel, educatief of religieus gebied dan wel op het gebied van sport en recreatie of openbaar bestuur.

Vanwege het specifieke (bedrijfs)karakter van de schietvereniging is deze functie specifiek benoemd binnen deze bestemming evenals de begraafplaats.

Ook binnen deze bestemming mag gebouwd worden binnen het bouwvlak. De goot- en de (nok)hoogte zijn op de plankaart aangegeven. Het bebouwingspercentage bedraagt 100, tenzij op de plankaart een ander percentage is aangegeven.

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt een specifieke maatvoering.

 

Artikel 12 “Recreatie - volkstuinen (RV)”

De twee volktuinencomplexen in het plangebied zijn bestemd binnen de bestemming “Recreatie volkstuinen (RV)”. Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouw zijnde. Via een vrijstelling is per complex een gezamenlijke berging voor tuingereedschap toegestaan.

 

Het plan bevat een wijzigingsbevoegdheid om de bestemming om te zetten naar “Bedrijventerrein (BT)”.

 

Artikel 13 “Sport (S)”

Binnen de bestemming “Sport (S)” is het sportcomplex in de Woezik geregeld. Binnen deze bestemming zijn toegestaan sport- en spelbeoefening, wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen alsmede nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen (hemelwaterbergings- en infiltratievoorzieningen bijv. in de vorm van wadi’s, bergbezinkbasins).

Binnen de op de kaart aangegeven bouwvlakken zijn clubgebouwen, kleedgebouwen, kantines en tribunes toegestaan. Ter plaatse van het centraal binnen de bestemming gesitueerde bouwvlak zijn de gronden tevens bestemd voor maatschappelijke doeleinden alsmede voor maatschappelijke dienstverlening. Dit mede in verband met de vestiging van een brede school.

Daarnaast zijn er verspreid over het terrein nog in beperkte mate andere kleine gebouwen toegestaan. Aan de situering en de afmetingen van deze laatste gebouwen kunnen nadere eisen worden gesteld.

Voor de betreffende bouwvlakken is maatvoering aangegeven. De bestemming kent tevens een regeling voor bouwwerken geen gebouw zijnde.

In de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van een beperkte uitbreiding van het clubgebouw van de tafeltennisvereniging.

 

Artikel 14 “Verkeer - Autoboxen (V-A)”

Autoboxen, die specifiek als zodanig zijn gebouwd en daarom niet zijn aan te merken als "normale" bijgebouwen, zijn bestemd tot "Verkeer - Autoboxen V-A". Vanwege het openbare karakter van de ontsluitende terreinen is voor deze functie aansluiting gezocht bij de bestemming “Verkeer - Verkeer en verblijf (V-V)”.

Omdat een mogelijk bouwvlak samenvalt met de bestemmingsbegrenzing is hier geen bouwvlak opgenomen. Binnen de bestemming mag worden gebouwd binnen de aangegeven maatvoering.

 

Artikel 15 “Verkeer - Railverkeer (V-R)”

Het gedeelte van de spoorlijn Nijmegen-Den Bosch dat in het plangebied is gelegen, is bestemd tot “Verkeer - Railverkeer (V-R)”. De gronden op de plankaart aangeduid met “verkeer” zijn tevens bestemd voor verkeersvoorzieningen in de vorm van overwegen en tunnels. Ten behoeve van het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn regels opgenomen. Onder het regiem van bouwwerken geen gebouwen zijnde is o.a. het oprichten geluidwerende voorzieningen mogelijk.

 

Artikel 16 “Verkeer - Verkeer en verblijf (V-V)”

Binnen deze bestemming zijn de verblijfsgebieden, waarbinnen zich tevens de verkeersafwikkeling binnen het plangebied plaatsvindt, geregeld. Naast wegen, voet- en fietspaden vallen hieronder eveneens parkeervoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, speelvoorzieningen, plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten alsmede tuinen, water(lopen) en beeldende kunstwerken, nutsvoorzieningen, alsmede voor waterhuishoudkundige voorzieningen (hemelwaterbergings- en infiltratievoorzieningen bijv. in de vorm van wadi’s, bergbezinkbasins).

 

De binnen deze bestemming met “groen” aangeduide gebieden zijn bestemd voor groen (met bijbehorende voorzieningen). Via een vrijstelling kan onder voorwaarden de verkeers- en parkeerfunctie worden toegestaan. Kleine speelvoorzieningen zijn rechtstreeks toegestaan.

 

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de bestemming (nutsvoorzieningen, abri’s e.d. en bouwwerken geen gebouwen zijnde).

 

Via een vrijstelling is het mogelijk om binnen de bestemming op andere locaties (grotere) speelvoorzieningen toe te staan.

 


Artikel 17 “Water (WA)”

Deze bestemming regelt de A-watergangen in het plangebied nabij de Schoenaker en de noordelijke plangrens. Uitsluitend mogen worden gebouwd, bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming.

 

Artikel 18 “Wonen (W)”

Woningtypen

De in het plangebied voorkomende woningen vallen onder deze bestemming. Omdat in het plangebied diverse typen woningen voorkomen, is binnen de bestemming een nader onderscheid in de volgende woningtypen gemaakt.

-           HV en LV        vrijstaande woningen.
De V staat hierbij voor ‘Vrijstaand’, en de H voor ‘Hoog’, waarbij het kenmerk in bouwtechnische zin doorgaans overeenkomt met twee lagen met een kap. De L staat voor ‘Laag’. In de voorschriften zijn bouwbepalingen opgenomen voor de situering van het hoofdgebouw op het perceel. Aan de H en L zijn bouwbepalingen gekoppeld, daarover hierna meer;

-           HO(3) en LO    vrijstaande en dubbele woningen.
Vrijstaande en dubbele woningen geven in samenhang nog altijd een open bebouwing te zien. De letter O staat daarom voor ‘Open bebouwing’. In de voorschriften zijn bouwbepalingen opgenomen voor de situering van het hoofdgebouw op het perceel. De letters H en L zijn hiervoor al beschreven. Ingeval een ‘3’ is toegevoegd mag het gebouw een extra laag bevatten die zich voor een deel uitstrekt over de onderliggende bouwlaag; in de tabel met de voorgeschreven maatvoering komt dit tot uitdrukking;

-           HG (3) en LG   minimaal drie aaneengebouwde woningen.
Het aaneen bouwen van meerdere woningen leidt tot een gesloten straatbeeld. De G staat voor ‘Gesloten’. In de voorschriften zijn bouwbepalingen opgenomen voor de situering van het hoofdgebouw op het perceel. De letters H en L zijn hiervoor al beschreven. Ingeval een ‘3’ is toegevoegd mag het gebouw een extra laag bevatten die zich voor een deel uitstrekt over de onderliggende bouwlaag; in de tabel met de voorgeschreven maatvoering komt dit tot uitdrukking;

-           HS en LS        geschakelde woningen
Dit betreft doorgaans woningen, waarvan het hoofdgebouw een vrijstaand karakter draagt, maar deze zijn geschakeld met een ondergeschikt bouwwerk (uitbouw aanbouw of aangebouwd bijgebouw). Vanwege de schakeling van deze woningen hebben ze een specifieke ruimtelijke uitstraling die hangt tussen gesloten en open.
De letters H en L hebben de zelfde betekenis als hierboven beschreven.

-           HH        gestapelde woningen.
Bij gestapelde woningen wonen meerdere huishoudens boven elkaar. Zo ga je de hoogte in (de 2e H staat voor ‘hoogbouw’). De 1e H staat hier eveneens voor het begrip ‘Hoog’, maar overstijgt hier doorgaans het karakter van twee lagen met een kap. Appartementencomplexen en flats passen in deze categorie. Hoogbouw is niet altijd erg hoog, het kan ook slechts 10 m hoog zijn;

-           HM        meervoudige woningen.
Meervoudige woningen zijn feitelijk ook gestapelde woningen, maar de uiterlijke verschijningsvorm komt overeen met ‘gewone’ woningen. Vandaar een eigen categorie. De M staat hierbij voor ‘meervoudig’;

In de planvoorschriften zijn de aan de diverse woningcategorieën de volgende maximale goot- en nokhoogten gekoppeld.

 

Categorie

Goothoogte

maximaal

(nok)Hoogte

maximaal

HV, HO, HG, HS, HM

6 m

9m

HO3, HG3

6 m

en respectievelijk 9 m over maximaal 50 % van de bebouwde oppervlakte van de woning

6 m

en respectievelijk 9 m over maximaal 50 % van de bebouwde oppervlakte van de woning

LV, LO, LG,

3,5 m

8 m

 

Daarnaast zijn in de voorschriften de maximale breedtes van de voorgevel voor de onderscheiden woningcategorieën vastgelegd. Dit om te voorkomen dat op zeer grote percelen onbeperkte uitbreidingen van hoofdgebouwen kunnen plaatsvinden.

 

De woningtypen zijn op de plankaart aangegeven. Indien in een bestemmingsvlak meerdere woningtypen voorkomen, wordt het bestemmingsvlak door middel van een scheidingslijn opgedeeld (bestemmingsvlakdeel).

 

Het aantal woningen dat is toegestaan is beperkt tot het aantal dat reeds bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan. Daarmee is toevoeging van extra woningen uitgesloten, behoudens waar dit uitdrukkelijk is toegestaan.

Hoofdgebouw, aan- en/of uitbouw, bijgebouw

Aan elke woning mogen aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen worden gebouwd. Ook vrijstaande bijgebouwen zijn toegestaan. De bouwvoorschriften van de bestemming "Wonen W" bieden hiervoor een vrij gedetailleerde regeling, die moet voorkomen dat stedenbouwkundig ongewenste situaties ontstaan. De aan- en bijgebouwenregeling is afgestemd op de gewijzigde Woningwet en het Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken. Ook heeft een afstemming plaatsgevonden met het vastgestelde gemeentelijke beleid voor vrijstellingen ingevolge artikel 19 lid 3 WRO. Afstemming met de nieuwe Woningwet en het artikel 19 beleid is wenselijk om in de praktijk toepassings- en interpretatieproblemen te voorkomen.

Allereerst wordt binnen de bestemming "Wonen W" een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen, aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen. Deze drie begrippen worden in artikel 1 van de voorschriften omschreven. Het hoofdgebouw is het gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk is aan te merken. Het gaat met andere woorden om de hoofdmassa van de woning. Een aan- of uitbouw behoort niet tot het hoofdgebouw en wordt omschreven als: "een aan een woning aangebouwd gebouw, dat een voor bewoning bestemde uitbreiding van de woning vormt". Aan- en uitbouwen maken derhalve functioneel wel onderdeel uit van de woning, maar zijn bouwkundig als een uitbreiding daarvan te onderscheiden. Onder bijgebouwen ten slotte worden begrepen vrijstaande of aangebouwde gebouwen, die niet voor bewoning zijn bestemd, maar die wel een functionele eenheid met de

woning vormen. Bedoeld worden vrijstaande of aangebouwde garages, bergruimtes e.d.

 

In de hierna volgende figuur wordt een en ander schematisch weergegeven.

 

 

 

In deze figuur is ook schematisch aangegeven hoe de goothoogte dient te worden bepaald. De snijlijn (druiplijn) van het dakvlak en de kap zijn hierbij bepalend. In de wijze van meten is de druiplijn bij de verschillende daktoepassingen in beeld gebracht.

 

 

         

Los van de regeling voor ondergeschikte aanbouwen aan de voorgevel (erkers e.d.) kunnen aan- uit- en/of bijgebouwen op grond van de bestemmingsplanregeling op speciaal aangewezen plaatsen vóór de voorgevel van de woning (zone bijgebouwen) bevinden. Het betreft woningen die op deze wijze zijn ontworpen. Daarnaast zijn er locaties voor bijgebouwen aangegeven op plaatsen waar het bouwvlak vrij beperkt is (zone bijgebouwen) en/of waar bijgebouwen niet elders binnen de planregeling onder te brengen zijn. Deze komen o.a. voor bij een aantal z.g. “meervoudige woningen” (HM) en op een aantal plaatsen buiten het bouwvlak waar deze bijgebouwen toch positief worden bestemd.

Bouwvoorschriften

De bestemming bevat bouwvoorschriften voor hoofdgebouwen, aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen. Van belang is echter om tevens te wijzen op artikel 26, waaruit volgt dat wanneer bestaande afmetingen afwijken van datgene, wat is toegestaan in artikel 18, die bestaande afmetingen als maximum dan wel minimum gelden.

 

Voor hoofdgebouwen geldt dat deze in alle gevallen alleen binnen het bouwvlak zijn toegestaan en dat de voorgevel in de voorgevelrooilijn moet worden gesitueerd en zelfs voor een deel hierin moet worden gebouwd. Voor de in het plan onderscheiden woningcategorieën is de maximale breedte van de voorgevel bepaald.

Daarnaast is voor hoofdgebouwen de horizontale diepte (afstand tussen voor- en achtergevel) gemeten vanaf de voorgevelrooilijn gefixeerd op de achtergevelrooilijn. De achtergevelrooilijn betreft in dit geval de denkbeeldige lijn of het verlengde daarvan in de achtergevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw. Als het oorspronkelijke hoofdgebouw kan worden aangemerkt het hoofdgebouw zoals dit in eerste instantie is gebouwd. Aan de hand van de destijds verleende bouwvergunning kan dat veelal worden bepaald.

 

Bij het meten op de kaart dient uit te worden gegaan van het hart van de begrenzing van het bouwvlak c.q voorgevelrooilijn (zie ook wijze van meten, artikel 2 van de voorschriften).

Tevens is de dakhelling alsmede een afstand tot de zijdelingse grenzen van het bouwperceel vastgelegd. De goot- en de (nok)hoogten zijn eerder besproken. Met de maatvoerings- en de situeringseisen zijn de locatie en afmetingen van hoofdgebouwen gefixeerd.

 

Aan- en uitbouwen zijn zowel voor de voorgevelrooilijn (en dus buiten het bouwvlak) als achter de voorgevelrooilijn toegestaan. Vóór de voorgevelrooilijn gaat het echter uitsluitend om kleine aan- en uitbouwen in de vorm van erkers of daarmee gelijk te stellen uitbouwen, alsmede een gebouwtje ten behoeve van de stalling van een scootmobiel voor minder validen. De vrij gedetailleerde bouwvoorschriften voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn zoveel mogelijk afgestemd op het Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken en op het gemeentelijke artikel 19 lid 3 WRO beleid.

Daarnaast is er een carport-regeling opgenomen en een regeling voor andere bouwwerken geen gebouwen zijnde, met nader in de voorschriften omschreven maatvoeringseisen.

Aan huis verbonden beroepen en bedrijfactiviteiten  en kantoren/praktijkruimten

Aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten zijn in de voorschriften toegestaan overeenkomstig het beschreven beleid. Aan huis verbonden beroepen zijn bij recht toegestaan in de doeleindenomschrijving; aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten alleen met vrijstelling, vanwege de voor deze bedrijven doorgaans noodzakelijke milieutoets en de publieksaantrekkende werking. Voor percelen waar kantoor èn/of praktijkruimten zijn toegestaan die het aan huis verbonden karakter overschrijden is een specifieke aanduiding (Kp) op de kaart opgenomen, met een koppeling naar een regeling in de voorschriften.

Vrijstellingen

Naast de hiervoor genoemde vrijstelling voor de vestiging van een aan huis verbonden bedrijf bevat de bestemming nog de volgende vrijstellingen ten behoeve van:

-           het uitbreiden van het hoofdgebouw;

-           het toestaan van een andere dakhelling;

-           het toestaan van aan- uit en/of bijgebouwen buiten het bouwvlak op het zijerf;

-           het vergroten van de goot- en/of de (nok)hoogte van de hoofdgebouwen in de aangegeven categorieën;

-           toestaan van een grotere oppervlakte aan aan- en uitbouwen en aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen uit een oogpunt van mantelzorg.

Aan de genoemde vrijstelling zijn voorwaarden gekoppeld.

Wijziging

Via een planwijziging is het mogelijk om woningen in een andere categorie toe te staan.

De wijziging kan bijvoorbeeld worden toegepast indien een woning door een (stedenbouwkundig) aanvaardbare wijziging in een bouwplan niet langer zou passen binnen de aangeduide categorie.

De verandering mag niet leiden tot een aantasting van het bebouwde karakter in de directe omgeving en mogen geen bezwaren bestaan vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving. Daarnaast er geen toename plaats vinden van het aantal woningen op het bouwperceel en mag er geen onevenredige aantasting plaats vinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en mogen de belangen van derden worden niet onevenredig worden geschaad en mogen het woon- en leefklimaat niet onevenredig worden aangetast.

Mantelzorg

De bestemming wonen biedt in combinatie met de algemene gebruiksbepaling (paragraaf ‘Algemene bepalingen’) mogelijkheden voor mantelzorg. Het gemeentebestuur vindt het belangrijk om de mogelijkheid te geven om bijvoorbeeld voor een bejaarde ouder of een gehandicapt kind te zorgen door middel van een directe zorgrelatie vanuit de woning.

De bestemming geeft een vrijstellingsmogelijkheid aan het college voor het toestaan van een afhankelijke woonruimte, in een (gedeelte van een) aan- of bijgebouw ten behoeve van de huisvesting uit een oogpunt van mantelzorg. Onder mantelzorg wordt verstaan het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/ of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband. De maximale oppervlakte van een afhankelijke woonruimte bedraagt 75m2.

De algemene gebruiksbepaling regelt wanneer van de in de bestemming wonen genoemde vrijstelling gebruik kan worden gemaakt.

Als voorwaarden worden gesteld dat een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven.

 

Noodzaak wordt geacht aanwezig te zijn als het bejaarde ouders betreft (> 70 jaar) of wanneer een medische verklaring van de huisarts van de zorgbehoevende wordt overgelegd waaruit een zorgbehoefte blijkt.

 

Zoveel mogelijk moet voor het realiseren van een afhankelijke woonruimte gebruik worden gemaakt van bestaande bebouwing op het perceel. De vrijstelling kan zich richten op puur het gebruik van bestaande ruimten (algemene gebruiksbepaling) maar kan ook worden gecombineerd met het bouwen voor mantelzorg, boven de op grond van de bestemmingsplanregeling toegestane oppervlakte aan aan- en uitbouwen en al dan niet aangebouwde bijgebouwen (vrijstelling in de bestemming wonen).

De oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen kan worden overschreden met 25 m². Aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mogen worden vergroot naar maximaal 75 m².

Voor zover het bestemmingsplan al voorziet in de bovengenoemde oppervlakte (reeds bestaand of al mogelijk op grond van de bestemmingsplanregeling) dient van deze mogelijkheid gebruik te worden gemaakt en is enkel een vrijstelling van het gebruik noodzakelijk (gebruiksbepaling).

Vrijstelling wordt alleen verleend als een overeenkomst wordt gesloten met de gemeente, waarin wordt bevestigd dat binnen 1 maand nadat de reden voor de verlening van de vrijstelling niet meer aanwezig is hiervan schriftelijk mededeling wordt gedaan aan het gemeentebestuur; tevens dat dan binnen 3 maanden de afhankelijke woning voor bewoning ongeschikt wordt gemaakt na intrekking van de vrijstelling op basis van de hierop betrekking hebbende bepaling uit de algemene gebruiksbepaling.

 

Artikel 19 “Woongebied – Uit te werken (WG-U)”

De bestemming woongebied is een vertaling van de nader uit te werken bestemming “Wonen en Zakelijke Dienstverlening (nader uit te werken)” uit het bestemmingsplan Hofsedam.

De gronden zijn bestemd voor wonen, kleinschalige bedrijfsmatige en zakelijke dienstverlening, bedrijven, verkeers- en verblijfsdoeleinden en groenvoorzieningen.

Aan de uitwerking op grond van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, worden in de bestemming gebiedsbeschrijvende, stedenbouwkundige en kwalitatieve randvoorwaarden gesteld. Deze randvoorwaarden hebben betrekking op een nadere aansluiting bij de karakteristiek van het gebied, waarbij onder andere rekening dient te worden gehouden met de voor dit deelgebied kenmerkende kleinschaligheid. Dit uit zich bijvoorbeeld in de profilering van de wegen, de openheid van de (woon)bebouwing, de hoogte van gebouwen en de gewenste kapafdekking.

Daarnaast wordt nog een aantal concrete voorwaarden gesteld ten aanzien van onder andere het maximum aantal woningen en de bouwvolumes. Ten aanzien van dit laatste is gesteld dat hoofdgebouwen ten hoogste uit twee bouwlagen met een kap mogen bestaan. In aansluiting hierop wordt voor woningen verwezen naar de bestemming wonen, waarbij in principe aansluiting dient te worden gezocht.

De bestemming kent een voorlopig bouwverbod, hetgeen inhoudt dat indien en zolang er nog geen uitwerkingsplan van kracht is geworden, de gronden niet mogen worden gebouwd.

 


Artikel 20 “Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming)”

De gebieden met hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde, alsmede de bekende archeologische vindplaatsen en voor zover aanwezig archeologische monumenten, zijn op de plankaart aangewezen als dubbelbestemming ‘Archeologisch waardevol gebied’. De bestemming is uitgesplitst in ‘archeologisch gebied’ (waardevolle gebieden en monumenten) en het ‘archeologisch verwachtingsgebied’. De beide begrippen zijn verklaard in artikel 1.

Voor het ‘archeologisch gebied (hoge waarde)’ geldt een strenger planologisch regiem dan voor de rest van de dubbelbestemming. Onder dit gebied vallen:

-         de AMK terreinen met een zone van 50 m rondom;

-         de vindplaatsen met een zone van 50 m rondom;

-         de in deze toelichting specifiek beschreven gebieden op grond waarvan hieraan een hoge (verwachtings)waarde is toegekend.

 

De archeologische gebieden met de hoge waarden zijn binnen de dubbelbestemming specifiek aangeduid.

 

Binnen de bestemming mag tot 60 m² zonder vrijstelling worden gebouwd; voor de gebieden aangeduid ‘archeologisch gebied (hoge waarde)’ mag 30 zonder vrijstelling worden gebouwd. Daarboven mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de dubbelbestemming tenzij voldaan wordt aan een aantal specifieke voorwaarden waaronder het verrichten van archeologisch onderzoek.

Vrijstelling kan worden verleend om toch te bouwen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Aan een vrijstelling kunnen in ieder geval een aantal voorschriften worden verbonden.

Voor het verrichten van werken en/ of werkzaamheden geldt een aanlegvergunningplicht bij een oppervlakte groter dan 30m² c.q. 60 m². Onder nader, in de voorschriften omschreven voorwaarden is geen aanlegvergunning benodigd. Uitgangspunt is dat geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden.

 

Voorts zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.

De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond worden behouden.

 

Via een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 WRO is het mogelijk om op grond van nieuwe waarnemingen of aanvullende gegevens de omgeving in archeologisch opzicht op te waarderen of af te waarderen. Opwaardering geldt voor nieuw vastgestelde waarden.

 

Artikel 21 “Leidingen (dubbelbestemming)”

De bestemming leidingzone regelt de planologische bescherming van de in het plangebied voorkomende leidingen voor van gas- water- en riooltransport. Voor deze bestemmingen is een aanlegvergunning of een vrijstellingbevoegdheid van toepassing.

 

Artikel 22 “Molenbeschermingszone (dubbelbestemming)”

De op de plankaart voor ‘Molenbeschermingszone’ aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de instandhouding van de belangen van de bestaande, buiten het plangebied gelegen, molen als werktuig en beeldbepalend element (molenbiotoop).

Binnen een afstand van honderd meter rondom de molen mogen geen nieuwe obstakels worden gesitueerd, die een grotere hoogte hebben dan de bestaande molenbelt.

De beoordeling van de toelaatbare hoogte van de overige nieuw op te richten of te wijzigen obstakels in verhouding met de afstand tot de windmolen vindt plaats op grond van de uitkomst van de toepassing van een in de planvoorschriften opgenomen rekenformule.

 

Artikel 23 “Waardevolle bomen (dubbelbestemming)”

Binnen het plangebied bevindt zich een aantal waardevolle bomen die een planologische bescherming behoeven.

In de bestemming is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen waarin wordt geregeld welke werken en werkzaamheden mogen worden uitgevoerd.

 

Artikel 24 “Waterstaatsdoeleinden (dubbelbestemming)”

Ten behoeve van het mogelijk onderhoud van  de A-watergang gelegen in het plangebied, zijn de gronden met een breedte van 4 m ter weerszijden hiervan is primair bestemd voor waterstaatsdoeleinden.

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde die ten dienste staan van de bestemming. Via vrijstelling kunnen bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) mits het belang van de watergangen en/of retentievoorzieningen in voldoende mate is gewaarborgd. Hieromtrent wordt de beheerder van de watergang en/of retentievoorziening gehoord.

Antenne-installaties

In paragraaf 2.4 is het gemeentelijk beleid ten aanzien van antenne-opstelpunten en –masten beschreven. Dit beleid is in de voorschriften vertaald naar een algemene vrijstellingsbevoegdheid in artikel 26 sub d (voor antenne-opstelpunten) en een wijzigingsbevoegdheid in artikel 27 (voor antennemasten). De voorwaarden voor vrijstelling respectievelijk wijziging zijn ontleend aan het beschreven beleid, dat is goedgekeurd door G.S.

 

 

INHOUDSOPGAVE