1.1 Algemeen
Aan de rand van de binnenstad van IJsselstein bevindt zich het kasteelterrein. Op deze locatie heeft ooit het kasteel van IJsselstein gestaan, de eerste nederzetting waaruit de stad is ontstaan. De resten van het kasteel, die zich voor het grootste deel in de ondergrond bevinden, is net als de kasteeltoren zelf een rijksmonument.
De gemeenteraad van IJsselstein heeft op 2 april 2015 besloten geld beschikbaar te stellen voor het herinrichten van het Kasteelpark. Samen met een ontwerpteam, omwonenden en vertegenwoordigers van betrokken instanties is een ontwerp opgesteld. Het doel van de herinrichting is de herkenbaarheid van het kasteel in de stad te vergroten, de historische identiteit te versterken, ruimte te maken voor de kasteeltoren, de zichtbaarheid van de toren te vergroten en deze haar prominente plek terug te geven. Hierbij wordt gestreefd naar een open en groen beeld van het gebied.
De beoogde ontwikkeling past niet binnen het geldende bestemmingsplan. Om de nieuwe inrichting en de daarbijbehorende functies mogelijk te maken is dit nieuwe bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Ligging
Het plangebied ligt centraal binnen IJsselstein, aan de noordzijde van de binnenstad.
Globale situering plangebied (bron: Google Maps)
Het plangebied wordt begrensd door de Touwlaan, Kasteellaan en het Kronenburgplantsoen. Aan de noordoostzijde vormt de particuliere tuin en 't Slot (gemeenschapsgebouw, in particulier eigendom) de planbegrenzing. Het plangebied heeft een oppervlakte van bijna 0,9 hectare.
Planbegrenzing
1.3 Vigerende bestemmingsplannen
Het plangebied ligt binnen de grenzen van het bestemmingsplan 'Binnenstad'. Dit plan is op 4 juli 2013 door de gemeenteraad van IJsselstein vastgesteld.
Globaal genomen heeft de helft van het plangebied de bestemming 'Groen' en de bestemming 'Tuin'. De Looijerstoren en de huidige bebouwing ten behoeve van het Groene Kruis hebben de bestemming 'Maatschappelijk'.
Het plangebied kent twee dubbelbestemmingen voor de bescherming van de archeologische waarden in het gebied; 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2'. Een deel van het plangebied (globaal genomen gelijk aan de tuinbestemming) heeft daarnaast de dubbelbestemming 'Beschermd Stadsgezicht' ter bescherming en instandhouding van de aanwezige cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden.
De beschermingszone langs de stadsgracht is bestemd met een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Vrijwel het gehele plangebied valt onder de vrijwaringszone van de molenbiotoop.
1.4 Opzet van de toelichting
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van het ruimtelijke beleidskader van de verschillende overheden waaraan het plan moet voldoen. Hoofdstuk 3 beschrijft de bestaande en toekomstige situatie Het volgende hoofdstuk (hoofdstuk 4) bevat de milieu- en de omgevingsaspecten van het plan. De toelichting besluit met hoofdstukken over de opbouw, verantwoording en uitleg van de planregels (hoofdstuk 5), de economische uitvoerbaarheid (hoofdstuk 6) en het gevoerde overleg en de inspraak op het plan (hoofdstuk 7).
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie vervangt een groot aantal verschillende beleidsnota’s op het gebied van ruimte en mobiliteit zoals de Nota Ruimte (2006), Structuurvisie Randstad 2040 en de Structuurvisie voor de snelwegomgeving (2008). Door onder andere nieuwe politieke accenten, veranderende economische omstandigheden, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen zijn de geldende beleidsnota's gedateerd.
De visie heeft als doel dat Nederland in 2040 concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig is. Daarbij gaat de visie uit van het ‘decentraal, tenzij...’ principe. Hiermee wordt de ruimtelijke ordening in toenemende mate neergelegd bij gemeenten en provincies. Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien:
- een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingskracht van provincies en gemeenten overstijgt;
- over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan;
- een onderwerp provincie- of landsoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.
ToetsingDoordat de beoogde ontwikkeling geen rijksverantwoordelijkheid omvat zijn er geen raakvlakken met het Rijksbeleid.
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Voortaan moeten gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen rekening houden met het Barro. Doel van het Barro is bepaalde onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte te verwezenlijken.
In het Barro wordt een aantal projecten die van Rijksbelang zijn met name genoemd en exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen. Het nationale belang dat het stellen van regels voor deze onderwerpen rechtvaardigt, is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Toetsing
Het plan valt niet binnen één van de projecten aangewezen in het Barro. Daarnaast is het plan dusdanig klein van schaal dat het niet van nationaal belang is. Vanuit het Barro zijn er dan ook geen specifieke randvoorwaarden voor dit plan.
2.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie
Op 4 februari 2013 heeft Provinciale Staten van de provincie Utrecht de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) 2013-2028 vastgesteld. De nieuwe structuurvisie dient ter vervanging van de Structuurvisie Utrecht 2005-2015.
In de PRS is het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2028 beschreven. De provincie geeft aan welke doelstellingen van provinciaal belang worden geacht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort én hoe uitvoering wordt gegeven aan dit beleid.
De PRS richt zich op de volgende drie pijlers:
- een duurzame leefomgeving;
- vitale dorpen en steden;
- landelijk gebied met kwaliteit.
In het verstedelijkingsbeleid richt de provincie zich primair op de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestaand stedelijk gebied: op die manier blijven de steden, dorpen en kernen aantrekkelijk om te wonen, te werken en te ontmoeten en blijft het landelijk gebied gevrijwaard van onnodige ruimteclaims. Ten behoeve van de leefbaarheid en bereikbaarheid wil de provincie de verstedelijking zoveel mogelijk koppelen aan haltes en knopen van het openbaar vervoersnetwerk.
Toetsing
Het plangebied is gelegen in bestaand stedelijk gebied. Hiermee past de ontwikkeling, de realisatie van een park, binnen het beleid van de provincie om steden aantrekkelijker te maken.
2.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening
Bij de nieuwe structuurvisie hoort ook de herziende versie van de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). De PRV is gelijktijdig met de PRS vastgesteld en bevat regels voor gemeenten. De gemeenten moeten deze regels in acht nemen bij het maken van ruimtelijke plannen. De regels zijn nodig om het provinciale ruimtelijke beleid te kunnen realiseren. De bepalingen zoals deze zijn opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Verordening hebben met name betrekking op ontwikkelingen in stedelijk gebied of in het landelijk gebied.
Toetsing
In de verordening is het plangebied aangeduid als Stedelijk gebied. Binnen deze aanduiding is de realisatie van het park toegestaan en passend binnen de verordening van de provincie.
2.3.1 Waterschapsbeleid
Europese Kaderrichtlijn Water
Sinds 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Met deze richtlijn wil Europa het oppervlakte- en grondwater kwalitatief en ecologisch beschermen en verbeteren en een duurzaam gebruik van water bevorderen. De Europese Kaderrichtlijn water stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlaktewater en het grondwater. Voor de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water binnen Nederland heeft de afgelopen jaren een intensieve samenwerking op het niveau van (deel)stroomgebieden en gebiedsprocessen plaatsgevonden.
De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid. Er worden ecologische en fysisch-chemische doelen geformuleerd die afhankelijk zijn van de functie van een watergang.
Uitgangspunten en principes van de Europese Kaderrichtlijn Water
- De vervuiler betaalt
- De gebruiker betaalt
- Sinds 2000 geen achteruitgang van chemische en ecologische toestand
- Resultaatverplichting in 2015
- Stroomgebiedbenadering (op Europees niveau)
“Water voorop!” Waterbeheerplan 2010-2015
Het waterbeheerplan beschrijft in hoofdlijnen de belangrijkste doelen en maatregelen die het waterschap de komende zes jaar wil bereiken en uitvoeren. In het plan staat hoe Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden zorgt voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem.
In het waterbeheerplan zijn onder andere de maatregelen voor de KRW vastgelegd. Voor de maatregelen geldt een resultaatsverplichting voor eind 2015. De doelen die aan deze maatregelen ten grondslag liggen zijn vastgelegd in het Waterplan van de Provincie Utrecht.
Voor ruimtelijke ontwikkelingen geldt het principe van Duurzaam waterbeheer Het uitgangspunt voor de planontwikkeling is dat het gebied hydrologisch neutraal moet worden
ontwikkeld met als doel dat de planontwikkeling geen gevolgen heeft voor het grond- en oppervlaktewater en de waterkwaliteit. Daarmee wordt geborgd dat de ontwikkeling van het gebied met betrekking tot wateraspecten duurzaam is.
2.4.1 Structuurvisie
Op 3 juli 2003 heeft de gemeenteraad van IJsselstein de structuurvisie ‘Kwaliteit met karakter’ vastgesteld. In deze visie is beschreven hoe de gemeente IJsselstein over 10 tot 15 jaar invulling geeft aan werken, wonen, recreatie en natuur.
De visie is gericht op het versterken van kwaliteit en karakter door te streven naar zorgvuldig ruimtegebruik en duurzame ruimtelijke kwaliteit. Een belangrijk uitgangspunt van de visie is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van woon- en bedrijfsgebieden. In de structuurvisie staan de volgende doelstellingen centraal:
- versterking van de eigen identiteit van IJsselstein binnen de stadsregio als middelgrote dynamische stad met historisch karakter aan de Hollandsche IJssel als poort naar het Groene Hart;
- werken aan een duurzaam leefbare stad, met aandacht voor kwaliteit en een gedifferentieerd aanbod van woningen, arbeidsplaatsen en voorzieningen, met respect voor landschap en natuur en een duidelijke plaats voor water;
- benutten van de potenties van de Hollandse IJssel voor wonen, recreatie en natuur.
Voor het bestaande stedelijke gebied is het uitgangspunt kwaliteitsverbetering, herstructurering, een zekere intensivering van het ruimtegebruik en meer differentiatie in woonmilieus. Eveneens wordt ingezet op de versterking van de stedelijke entree en de relatie tussen het stedelijk gebied en het buitengebied.
Toetsing
Het realiseren van een meer toegankelijk park aan de rand van het historisch centrum is in lijn met het beleid van de structuurvisie. De ontwikkeling is passend in dit gemeentelijk beleid.
2.4.2 Toekomstvisie
Op 21 januari 2010 heeft de gemeenteraad van IJsselstein de Toekomstvisie ‘IJsselstein Dichtbij’ vastgesteld. De gemeente IJsselstein kenmerkt zich onder meer door drie belangrijke kwaliteiten:
- IJsselstein is een stad met een sterke sociale samenhang. Mensen zijn zeer betrokken bij de gemeenschap en bij elkaar. Dit geldt voor zowel inwoners als ondernemers. De samenhang komt onder meer tot uitdrukking in een actief verenigingsleven en tal van evenementen.
- IJsselstein is een stad met een karakteristieke historische ruimtelijke kwaliteit. Belangrijke kenmerken in deze ruimtelijke kwaliteit zijn de historische binnenstad met monumenten en de Hollandse IJssel die door de stad stroomt.
- IJsselstein heeft een unieke ligging in zowel het Groene Hart als het stedelijk gebied van Utrecht. Hierdoor combineert de stad de rust en ruimte van het groene buitengebied met de economische dynamiek van een stad.
Onder de noemer van het versterken van de historische binnenstad wordt het ‘historisch upgraden’ van onder andere het Kasteelterrein genoemd. Het park zal een bijdrage leveren aan het vergroten van de uitstraling van de binnenstad als uithangbord.
Toetsing
De realisatie van het kasteelpark met de daarbij behorende functies vinden plaats binnen bestaand stedelijk gebied past en binnen de ambitie van de gemeente om te komen tot een goede stedelijke omgeving. Het park biedt de historische planlocatie een prominentere plek binnen de gemeente en dient als ontmoetingsplek voor de in de inwoners van IJsselstein.
3.1 Huidige situatie
Het plangebied aan de noordzijde van de binnenstad van IJsselstein behelst het kasteelcomplex welke de oorsprong van de stad was. Het was op deze plek het eerste stenen gebouw aan de IJssel. De aanwezigheid van het kasteel is doorslaggevend geweest voor de ontwikkeling van de stad IJsselstein. In de 18e eeuw raakte het kasteel echter meer in onbruik en begon het verval. Het kasteel werd, op de nu nog aanwezige Looijerstoren na, in 1888 volledig gesloopt. Sindsdien heeft het kasteel ook haar prominente plek in IJsselstein verloren. De Looijerstoren wordt in de huidige situatie gebruikt door het stadsmuseum van IJsselstein. De stedenbouwkundige opzet van de historische binnenstad heeft ruimtelijk veel relatie met het (oorsponkelijke) kasteel. Binnen het plangebied, maar zeker ook in de directe omgeving, zijn nog diverse elementen en structuren terug te vinden die verwijzen naar het oorspronkelijke kasteel. De toren is aangewezen als rijksmonument. De directe omgeving rond de toren is aangewezen als beschermd stadsgezicht.
Het ontwerp voor het kasteelpark is grotendeels een weerslag van het kasteel.
In de huidige situatie wordt het terrein gebruikt door een duidelijk aanwezig (tijdelijk) parkeerterrein. Daarnaast staat het gebouw van het Groene Kruis voor de Looierstoren. Het geheel is vanaf de openbare weg niet duidelijk zichtbaar gezien de grote hoeveelheid groen en bomen. Het plangebied heeft een openbare functie en is over het geheel te karakteriseren als een groengebied. Rond het plangebied bevinden zich hoofdzakelijk woningen.
Als
bijlagen bij toelichting bijlage 1 is het inrichtingsplan voor het Kasteelpark toegevoegd. Hierin wordt een uitgebreide analyse gemaakt van de positionering en ontstaansgeschiedenis van het plangebied door de jaren heen.
In onderstaande afbeelding is middels een collage een beeld gegeven van de huidige situatie.
Fotocollage (bron: inrichtingsplan Karres en Brands)
3.2 Toekomstige situatie
Op 2 april 2015 heeft de gemeenteraad van de gemeente IJsselstein besloten tot herinrichting van het kasteelterrein aan het Kronenburgplantsoen. De raad heeft besloten het zogenaamde model ++ uit te voeren. Hiertoe wordt de bestaande bebouwing van het voormalige Groene Kruisgebouw gesloopt, de zichtbaarheid van de Looijerstoren en de kasteelcontouren verbeterd en wordt een kitchengarden, een kiosk en parkeervoorzieningen mogelijk gemaakt.
Schetsontwerp Inrichtingsplan (bron: Karres en Brands, 19 februari 2015)
Op bovenstaande afbeelding is de inrichting van het terrein weergegeven. Het inrichtingsplan is als
bijlagen bij toelichting bijlage 1 bij dit bestemmingsplan toegevoegd. Het ontwerp voor het kasteelpark is grotendeels een weerslag van het voormalig kasteel.
Looijerstoren
Net als in de huidige situatie zal de toren worden gebruikt door het stadsmuseum van IJsselstein. Er worden geen nieuwe functies geïntroduceerd in de toren.
Kasteelcontour, plein en tuin
De primaire functie van dit gebied is openbaar terrein/park. Voor de toren wordt een plateau gecreëerd met een deel open grasveld. Het overige deel wordt ingericht als plein en als tuin met plantvakken. Het plateau wordt omlijst door middel van een (stalen) zitrand waarvan de vorm is gebaseerd op de historische kasteelcontour. Hiermee wordt een verwijzing gemaakt naar de kasteelbebouwing die er ooit heeft gestaan. Voor dit deel van het plangebied zijn eventuele functies als kleinschalige concerten, braderieën en markten mogelijk gemaakt. Deze activiteiten zijn overigens ondergeschikt aan de functie van openbaar terrein en park.
De entree van dit gebied vindt plaats vanaf de binnenstad via de bestaande brug van het huidige Groene Kruisgebouw.
Park/veld
Het parkgedeelte ('veld') kenmerkt zich in tegenstelling tot het plateau door een sobere, open inrichting met gras en bomen als basis. Bestaande waardevolle bomen zoveel mogelijk behouden. Veel overig groen zal worden verwijderd waardoor er weer zicht komt op de Looijerstoren. Door het parkgedeelte lopen meerdere paden.
Kitchengarden
Aan de noord-oostzijde van het plangebied wordt een openbare 'kitchengarden' gerealiseerd. Deze plek is ook in de historie als groentetuin gebruik. De groentetuin kan ook worden gebruikt door de achterliggende school.
Kiosk
De wens is een eenvoudige kiosk, met een mogelijkheid voor een terras, te realiseren. De horeca zal een toevoeging geven aan de functie van park en de recreatieve waarde van het gebied. De exacte invulling van de kiosk en de locatie kan nu nog niet worden ingevuld. In het bestemmingsplan wordt de realisatie van de kiosk dan ook mogelijk gemaakt middels een wijzigingsbevoegdheid. Een nadere afweging vindt te zijner tijd bij de wijziging plaats.
Parkeren
Voor het plangebied zullen geen extra parkeerplaatsen worden gecreëerd. De bestaande parkeerplekken langs de Kasteellaan blijven behouden. Het idee is dat de meeste bezoekers met de fiets dan wel lopend naar het Kasteelpark zullen komen. Het tijdelijk parkeerterrein dat in de bestaande situatie nog aanwezig is, zal komen te vervallen.
4 Milieu- en omgevingsaspecten
4.1 Geluid
De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer en/of door inrichtingen, onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). In het bestemmingsplan moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen, inrichtingen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidhinder veroorzakende functies worden toegestaan in de buurt van geluidgevoelige functies, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting op deze omliggende geluidgevoelige functies.
Het onderhavige plan voorziet echter niet in de realisering van nieuwe wegen, spoorwegen of industrieterreinen. Noch voorziet het in nieuwe geluidgevoelige bestemmingen. De regels ter zake ingevolge de Wet geluidhinder zijn derhalve op dit plan niet van toepassing.
Conclusie
De bepalingen van de Wet geluidhinder staan niet in de weg aan het onderhavige bestemmingsplan.
4.2 Archeologie
Door ondertekening van het verdrag van Malta (1992) heeft Nederland zich verplicht om bij ruimtelijke planvorming nadrukkelijk rekening te houden met het niet-zichtbare deel van het cultuurhistorisch erfgoed, te weten de archeologische waarden. In de Monumentenwet 1988 is geregeld hoe met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden moet worden omgegaan. Het streven is om deze belangen tijdig bij het plan te betrekken. Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast.
Onderzoek
Als gevolg van de bouw (en sloop) van het Groene Kruisgebouw en het schoolgebouw zijn in het verleden mogelijk archeologische resten plaatselijk verstoord geraakt. Ter plaatse van het schoolgebouw is sprake van plaatselijke verstoringen tot 1,6 m -mv, zoals gebleken is tijdens het daar uitgevoerde proefsleuvenonderzoek. Ter plaatse van het Groene Kruisgebouw is niet bekend in welke mate het bodemprofiel verstoord is geraakt bij de bouw. Hierdoor, en omdat de stratigrafie ter plaatse niet bekend is, dient er vanuit gegaan te worden dat ter plaatse van dit gebouw. Verder wordt er van uitgegaan dat ter plaatse van het kasteelterrein sprake is van een intacte archeologische stratigrafie vanaf de Late Middeleeuwen. Het is niet bekend in hoeverre eventueel aanwezige archeologische resten uit oudere periodes verstoord zijn geraakt bij aanleg en gebruik van het kasteelterrein.
Ten noordwesten van het kasteelterrein is sprake van een 0,6 tot 1,6 m dikke recente top-laag. Hieronder kunnen intacte archeologische resten uit alle periodes worden verwacht. Ter plaatse van de kasteelgrachten zullen resten ouder dan de Late Middeleeuwen plaatselijk (deels) verloren zijn gegaan.
Landschappelijk gezien ligt het plangebied op een stroomrug, waardoor het plangebied in het verleden een aantrekkelijke bewoningslocatie heeft gevormd. Hierdoor geldt een middelhoge tot hoge verwachting voor archeologische resten uit de periode Neolithicum - Vroege Middeleeuwen. Binnen het plangebied zijn archeologische waarden aanwezig uit de periode Late Middeleeuwen - Nieuwe tijd. Daarnaast geldt een middelhoge tot hoge verwachting voor de periode Neolithicum - Vroege Middeleeuwen.
De Looijerstoren is geregistreerd als Rijksmonument, onder nummer 20.133. De omschrijving stelt: “Slot IJsselstein. Aan het in 1888 gesloopte slot herinnert nog een zware vierkante toren van omstreeks 1500 daterend. Fraai gemetselde trap inwendig.” De historische binnenstad van IJsselstein is een beschermd stadsgezicht. De historische kern binnen de stadsgrachten, de stadsgrachten zelf en het gebied rondom de kasteeltoren vallen binnen dit beschermd gezicht.
Conclusie
Op basis van het uitgevoerde onderzoek wordt geadviseerd geen bodemingrepen uit te voeren die een bedreiging vormen voor de aanwezige archeologische resten, rekening houdend met een veiligheidsmarge van 20 cm boven de eventueel aanwezige archeologische resten. Indien dit niet mogelijk is, en toch diepere ingrepen plaats gaan vinden, dan wordt geadviseerd om een ve
Waarde - Archeologie 1 rvolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een opgraving of een archeologische begeleiding conform protocol opgraven (afhankelijk van de aard en omvang van de werkzaamheden). Op basis van deze conclusie, en overeenkomstig met het archeologiebeleid van de gemeente IJsselstein, zijn in het bestemmingsplan de dubbelbestemmingen
Waarde - Archeologie 1,
Waarde - Archeologie 2 en
Waarde - Archeologie 3 opgenomen ten einde mogelijk archeologische waarden voldoende te beschermen. Voor het terrein dat op basis van de Erfgoed 2016 door het Rijk is aangewezen als beschermd archeologisch monument heeft de aanduiding 'wettelijk beschermd archeologisch Rijksmonument'.
4.3 Cultuurhistorie
Vanaf 1 januari 2012 is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd bij het maken van ruimtelijke plannen, zoals een bestemmingsplan, beheersverordening of ruimtelijke onderbouwing rekening gehouden moet worden met cultuurhistorische waarden. Als gevolg hiervan is het van belang dat voorafgaand aan het maken hiervan de aanwezige cultuurhistorische waarden bekend zijn.
Over het algemeen wordt bij het inventariseren van cultuurhistorische waarden onderscheid gemaakt tussen waardevaste en waardevolle elementen. Waardevaste elementen hebben een beschermde status en zijn op basis van de Monumentenwet of gemeentelijke verordening aangewezen als rijks-, provinciaal of gemeentelijk monument. Waardevolle elementen zijn daarentegen niet formeel beschermd, maar kunnen een bijzondere karakteristieke of geschiedkundige waarde hebben en van belang zijn als cultuurdrager.
De cultuurhistorische waarde van een plangebied is zodoende niet alleen afhankelijk beschermde monumentale waarden binnen het gebied, maar kan zeker ook bepaald worden door waardevolle structuren of objecten in de directe omgeving. Bij het inventariseren dient dan ook zowel naar het plangebied als naar de omgeving daarvan gekeken te worden.
Onderzoek
Rijksmonument
De cultuurhistorische waarden van het plangebied is zeer hoog. Zo is de Looijerstoren geregistreerd als Rijksmonument, onder nummer 20.133. De omschrijving stelt: “Slot IJsselstein. Aan het in 1888 gesloopte slot herinnert nog een zware vierkante toren van omstreeks 1500 daterend. Fraai gemetselde trap inwendig.”
De Looierstoren is het laatst overgebleven deel van het Kasteel IJsselstein, dat in 1144 reeds genoemd werd. Het kasteel werd, met goedkeuring van Jacoba van Beieren, in 1418 gesloopt om enkele jaren later in 1427 opnieuw te worden opgebouwd. De bekendste bewoners van het kasteel kwamen van het geslacht Van Amstel. Zij stichten vanuit het kasteel omstreeks 1300 de plaats IJsselstein en noemden zich sindsdien Van IJsselstein. In 1297 is het kasteel een jaar lang belegerd geweest en verdedigd door de vrouw van Gijsbert van IJsselstein, Bertha van Heukelom. Na 1511 heeft het kasteel zijn functie verloren en is na gestaag verval vanaf 1700 in 1887 gesloopt. De hoofdtoren (de Looierstoren) is bewaard gebleven.
Beschermd stadsgezicht
De historische binnenstad van IJsselstein is een beschermd stadsgezicht. Het gebied is als beschermd stadsgezicht aangewezen door de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening bij beschikking van 8 augustus 1966 (nr. 120906). De gelijkmatig over de stad verspreid liggende historisch belangrijke bebouwing, het historische beloop van water en straten, de openheid van de binnenterreinen en het karakteristieke groen zijn hierbij als belangrijke aspecten van de aanwijzing genoemd. De historische kern binnen de stadsgrachten, de stadsgrachten zelf en het gebied rondom de kasteeltoren vallen binnen dit beschermd gezicht.
Begrenzing beschermd stadsgezicht (planlocatie in witte cirkel)
Relatie ontwerp
Zowel binnen het plangebied als in de directe omgeving daarvan zijn nog diverse elementen en structuren aanwezig die verwijzen naar het oorspronkelijke kasteel of de historische ontwikkeling van het plangebied. Het voorgestelde ontwerp van het kasteelpark is dan ook grotendeels een weerslag van het kasteel. Met het ontwerp voor het kasteelpark wordt de cultuurhistorische waarden van gebied gerespecteerd en nog meer zichtbaar gemaakt.
Conclusie
Het deel van het plangebied dat is aangewezen als beschermd stadsgezicht heeft in het bestemmingsplan de aanduiding 'wettellijk beschermd archeologisch Rijksmonument gekregen. Deze aanduiding dient ter bescherming en instandhouding van de aanwezige cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden.
Ter verduidelijking is op de verbeelding de functieaanduiding 'cultuurhistorie' opgenomen ter plaatse van de Looijerstoren. Hieraan zijn geen nadere regels gekoppeld in dit bestemmingsplan.
4.4 Flora en fauna
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten getoetst worden aan de Vogel- en/of Habitatrichtlijn, Natuurbeschermingswet 1998 en Flora- en faunawet. Bij de toets van een ruimtelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
De onderzoekslocatie ligt niet in of nabij beschermde natuurgebieden, zoals Natura 2000-gebieden, Beschermde Natuurmonumenten of het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur). De plannen hebben ook geen externe effecten op dergelijke natuurgebieden.
Soortenbescherming
Middels een bureaustudie en een veldbezoek is bepaald welke soorten er in het gebied (kunnen) voorkomen.
Tijdens het onderzoek is er aan het licht gekomen dat er in het plangebied een groeiplaats aanwezig is van daslook een plant uit de tabel 2 van de Flora- en faunawet. Het is niet duidelijk of deze soort hier van nature voorkomt of is aangeplant. Indien niet aannemelijk gemaakt kan worden dat deze planten zijn aangeplant dan mogen de planten niet zondermeer worden verwijderd. Er zijn dan enkele mogelijkheden:
- De planten en de groeiplaats worden ongemoeid gelaten.
- Er wordt een ontheffing aangevraagd voor het verwijderen van de planten.
- Er wordt aantoonbaar gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode flora- en faunawet.
Conclusie
De conclusies van de ecologische onderzoeken uit 2013 en 2104 zijn voor de meeste soortgroepen nog steeds actueel en van toepassing op de huidige plannen. Zowel de omgevingscondities als de plannen zijn niet gewijzigd ten opzichte van het onderzoek in 2013. Tijdens de actualisatie in 2015 is op de onderzoekslocatie een beschermde plantensoort aangetroffen, daslook. Indien er al ingrepen moeten plaatsvinden op de standplaats van deze planten, dan kunnen de werkzaamheden voortgang vinden zonder een ontheffing van de Flora- en faunawet door te werken conform een goedgekeurde gedragscode.
4.5 Watertoets
Voor een bestemmingsplan is de watertoets wettelijk van toepassing. De watertoets is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, over het ruimtelijke planvoornemen. De watertoets heeft als doel 'het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer'.
Waterkering
De bestaande stadsgracht ligt in het plangebied. Het water zal in de beoogde ontwikkeling onveranderd blijven ten opzichte van de huidige situatie. Langs de stadsgracht IJsselstein ligt een overige waterkering. In het vigerende bestemmingsplan is hiervoor een 'zone waterstaatswerk van de overige waterkering' opgenomen. Deze zonering wordt in dit bestemmingsplan overgenomen. Binnen de zone is geen bebouwing toegestaan en is een omgevingsvergunning noodzakelijk voor diverse werkzaamheden.
Verhard oppervlak en watercompensatie
Met de herinrichting en -ontwikkeling van het plangebied zal de bestaande bebouwing van het huidige Groene Kruisgebouw worden gesloopt. Hiermee vervalt een groot aandeel aan dakoppervlak in het plangebied.
Het (tijdelijke) parkeerterrein zal met de nieuwe inrichting geen plek meer hebben in het plangebied. Ook hiermee valt een groot deel aan overig verhard oppervlak (wegen, parkeerplaatsen, trottoirs) weg. Bij een vergelijking tussen de hoeveelheid verhard oppervlak in de bestaande en nieuwe situatie is er sprake van een afname van 775 m2. Dit betekent dat watercompensatie naar aanleiding van de ontwikkeling niet aan de orde is.
Mate van verharding (bestaande en nieuwe situatie)
ConclusieHet aspect water vormt geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.
4.6 Verkeer en parkeren
Het Kasteelpark is in de nieuwe situatie alleen bereikbaar via langzaamverkeerroutes. De hoofdentree vindt plaats via de bestaande brug over de stadsgracht. Het plangebied wordt verder ontsloten via een voetpad aan de Kasteellaan en aan de Touwlaan.
Parkeren vindt plaats langs de Kasteellaan. Op de locatie waarin de huidige situatie ook al parkeerplaatsen aanwezig zijn. Het huidige parkeerterrein dat tijdelijk in gebruik was krijgt in de beoogde situatie geen plek meer.
Voor de omgeving van het plangebied is het de bedoeling dat geparkeerd dient te worden op eigen terrein. Verder zijn voor de woningen ook parkeerplekken geregeld. De parkeersituatie ten aanzien van de bewoners rondom het plangebied blijft onveranderd.
De afgelopen jaren zijn rondom de binnenstad verschillende parkeerplaatsen en parkeergarages gerealiseerd. Zo is de dichtsbijzijnde parkeergarage redelijk onderbezet.
Het tijdelijke parkeerterrein in het plangebied komt te vervallen. Er komt een nieuw parkeerterrein aan de andere kant van de binnenstad hiervoor in de plaats. Het betreffende parkeerterrein werd voorheen vaak gebruikt door bezoekers van het Groene Kruis. In de huidige situatie heeft het Groene Kruisgebouw geen actieve functie meer en trekt op dit moment dan ook geen bezoekers, buiten de huidige tijdelijke bewoners van het gebouw. Het Groene Kruisgebouw heeft dan ook, net als de nieuwe functie van het park, geen verkeersaantrekkende werking. Met het verdwijnen van het Groene Kruisgebouw en het heringerichte park zijn parkeerplekken hiervoor ook niet meer aan de orde.
Het Kasteelpark zal het merendeel van de tijd worden bezocht door bewoners die met de fiets dan wel lopend naar het gebied komen. Extra parkeerplekken zijn daarom niet noodzakelijk. In het plangebied zullen kleinschalige evenementen worden georganiseerd. Ook hiervoor geldt dat deze met name zijn gericht op de inwoners van IJsselstein. Gestimuleerd zal moeten worden dat zij het terrein met de fiets of lopend bezoeken. Bezoekers met auto's zullen parkeergelegenheid moeten vinden bijde parkeerplekken langs de Kasteellaan en de overige beschikbare plekken in de buurt.
Conclusie
De ontsluiting van het terrein en de parkeergelegenheden zijn geborgen in dit bestemmingsplan.
4.7 Bodem
In het kader van een bestemmingsplanprocedure moet zijn aangetoond dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Hiertoe is het uitvoeren van een verkennend bodem- en grondwateronderzoek noodzakelijk. Dit onderzoek moet uitwijzen of de locatie mag worden aangewend voor de gewenste ontwikkeling.
Onderzoek
Op het terrein is ten behoeve van dit bestemmingsplan een verkennend onderzoek uitgevoerd, zie
bijlagen bij toelichting bijlage 8. Uit het onderzoek blijkt dat de sterk puinhoudende bovengrond matig verontreinigd is met PAK. De overige bovengrondmonsters (matig puinhoudend) zijn licht verontreinigd met zware metalen, PAK en PCB. De ondergrond is niet tot licht verontreinigd met lood en PAK. De ondergrond ter plaatse van de matige PAK verontreiniging is niet onderzocht. Het grondwater is licht verontreinigd met zware metalen.
De PAK verontreiniging ligt ter plaatse van de huidige tijdelijke parkeerplaats en de toekomstige Kitchengarden. De verontreiniging is niet afgeperkt. Gezien de ligging van de verontreiniging ter plaatse van de toekomstige Kitchengarden (groentetuin) wordt geadviseerd de verontreiniging af te perken of te verwijderen (saneringsplan of BUS-melding).
Conclusie
De bodem is niet geschikt voor het beoogde doel. Sanering of afperking is dan ook noodzakelijk. Gezien de beperkte omvang wordt belemmering in het kader van de economische haalbaarheid van het bestemmingsplan niet verwacht.
4.8 Bedrijven en milieuzonering
Indien door middel van een plan nieuwe milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, zoals woningen, moet worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met een plan mogelijk worden gemaakt. Wat betreft de aanbevolen richtafstanden tussen functies met een milieuzone en gevoelige functies is de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' uit 2009 als leidraad voor milieuzonering gebruikt.
Inrichting in de zin van de Wet milieubeheer
Het beoogde terrein/park is geen inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. De regels van de Wet milieubeheer en Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (BARIM) daarmee niet van toepassing.
Voor het houden van kleinschalige evenementen zal aan de evenementenvergunningen ingevolge de Algemene Plaatselijke Verordening voorschriften van velerlei aard (onder andere geluid) worden verbonden.
Na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is een horecabestemming (kiosk met terras) mogelijk. Een horecabestemming is wel een inrichting ingevolgde de Wet Milieubeheer. Op basis van de handreiking Bedrijven en milieuzonering (VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering') moet voor horecabedrijven (SBI code 561) een richtafstand van 10 worden aangehouden. De dichtsbijzijnde woningen (overzijde Kasteellaan) liggen op een afstand van 20 meter. Aan de richtafstand wordt dus voldaan
Bestaande bedrijven en nieuwe bedrijven
In de omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig en worden deze ook niet mogelijk gemaakt. De ontwikkelingen in het kasteelpark betreffen geen gevoelige functies. Dit betekent dat een goed leefklimaat kan worden gegarandeerd.
Conclusie
De Wet milieubeheer en de daarop gebaseerde besluiten staan op het onderdeel bedrijvigheid niet in de weg aan het onderhavige bestemmingsplan.
4.9 Luchtkwaliteit
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient er voor ieder bestemmingsplan onderzoek gedaan te worden naar de luchtkwaliteit in het plangebied. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door het Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen 2007 (ook wel Wet Luchtkwaliteit, Wlk genoemd).
De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, zoals de vaststelling van een bestemmingsplan, uitoefenen indien:
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheid per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
- bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1onder b2);
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
- het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
Besluit niet in betekende mate (NIBM)
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" is aangegeven op welke manier kan worden vastgesteld of de invloed van een nieuwbouwproject op de luchtkwaliteit onder de term "niet in betekenende mate" valt. Voor woningbouw bijvoorbeeld geldt bij één ontsluitingsweg een aantal van 1.500 nieuwe woningen netto. Bij twee ontsluitingswegen geldt een aantal van 3.000 woningen. Daarnaast hoeft niet aan de grenswaarden te worden getoetst indien een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.
Conclusie
De ontwikkelingen in dit bestemmingsplan zijn dermate kleinschalig dat een onderzoek naar de luchtkwaliteit niet noodzakelijk is. De functies van het plangebied leiden niet tot een grotere verkeersaantrekkende werking ten opzichte van de huidige functie van het gebied. Daarmee kan worden gesteld dat de luchtkwaliteit ten opzichte van de huidige situatie niet zal verslechteren. Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het aspect luchtkwaliteit de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
4.10 Externe veiligheid
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Onderzoek
Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in (de omgeving van) het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Deze worden in het bestemmingsplan ook niet mogelijk gemaakt. Daarnaast vindt er in de directe omgeving van het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het water, het spoor of door buisleidingen dat van invloed is op de veiligheidssituatie in het plangebied.
Uitsnede risicokaart (plangebied = groene cirkel, bron: www.risicokaart.nl)
Conclusie
Het aspect externe veiligheid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
5 Toelichting op de regels
5.1 Plansystematiek en opzet regels
In dit bestemmingsplan Kasteelpark wordt gebruikgemaakt van de landelijke richtlijn Standaard Vergelijkbare
Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Er is qua plansystematiek zoveel mogelijk vastgehouden aan de systematiek zoals dat werd gehanteerd in het vigerend bestemmingsplan 'Binnenstad'.
De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:
Inleidende regels
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).
Bestemmingsregels
In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsregels met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.
Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelregel, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels en algemene afwijkingsregels.
Overgangs- en slotregels
In het laatste hoofdstuk is het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
5.2 Nadere toelichting op de regels
De regels in dit bestemmingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen hiervoor is beschreven. In het plangebied komen zes bestemmingen voor:
De bestemming
Bedrijf (artikel 3) met de aanduiding 'nutsvoorziening' is opgenomen ten behoeve van de bestaande nutsvoorziening.
Het plateau voor de toren, met plein en tuin, is bestemd als
Cultuur en ontspanning (artikel 4) en is ten behoeve van het verblijfsgebied van het park met daarnaast activiteiten gericht op kunst en cultuur, spel, vermaak en ontspanning. Middels
Een groot deel van het plangebied is bestemd als
Groen (artikel 5). Binnen deze groenbestemming ligt het parkgedeelte met bijbehorende inrichting zoals bijvoorbeeld de paden. Binnen de groenbestemming is een wro-zone opgenomen (
artikel 15 lid 2) voor het realiseren van een kleinschalige horecavoorziening.
De Looijerstoren krijgt, net als in het vigerend bestemmingsplan, de bestemming Maatschappelijk. Binnen deze bestemming zijn functies zoals sociaal-culturele voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening toegestaan.
De aan de noordzijde gelegen Touwlaan is tot het hart van deze weg met een verkeersbestemming bestemd. De bestaande parkeervoorzieningen langs de Kasteellaan vallen binnen dezelfde bestemming. Dit geldt ook voor de entree naar het park vanaf de Kronenburgplantsoen.
De bestaande stadsgracht is bestemd als
Water (artikel 8). De bijbehorende beschermingszone is op de verbeelding en in de regels opgenomen als dubbelbestemming '
Waterstaat - Waterkering (artikel 11). Waterkeringen hebben ter bescherming van de waterkering deze bestemming. In dit artikel is geregeld dat veel werkzaamheden binnen deze bestemming niet zonder omgevingsvergunning uitgevoerd mogen worden.
Vrijwel het gehele plangebied heeft een dubbelbestemming
Waarde - Archeologie 1,
Waarde - Archeologie 2 en
Waarde - Archeologie 3 (artikel 9, 10 en 11). De aanwezige archeologische waarden worden middels deze bestemmingen beschermd. Zonder omgevingsvergunning mag de grond niet worden geroerd en zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde pas toegestaan na het uitvoeren van nader archeologisch onderzoek.
6 Economische uitvoerbaarheid
De (exploitatie)kosten voor onderhavig bestemmingsplan worden gedragen door de gemeente IJsselstein, hiermee is de financiële haalbaarheid van onderhavig plan verzekerd.
In het raadsbesluit van 3 maart 2015 is budget beschikbaar gesteld voor het vervolgproces met de daarbij behorende producten en uitvoering van het kasteelpark. Met deze financiële reservering is de haalbaarheid verzekerd.
7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
7.1 Overleg en zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan ‘Kasteelpark IJsselstein’ heeft heeft van 27 oktober tot en met 7 december 2016 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Naast de zienswijze periode heeft ook het vooroverleg met de instanties plaats gevonden.
Gedurende de inzage termijn is één zienswijze ontvangen. Tijdens het overleg zijn van twee overlegpartners een reactie ontvangen.
In de Nota van zienswijzen (
bijlagen bij toelichting bijlage 9) zijn de ontvangen reacties samengevat en beantwoord door de gemeente. Daarbij is aangegeven op welke wijze dit heeft geleid tot een aanpassing van het bestmemingsplan.
Verder zijn er enkele ambtelijke aanpassingen doorgevoerd in het bestemmingsplan. De betreffende aanpassingen zijn ook benoemd in de Nota van zienswijzen.
De aanpassingen betreffen de volgende zaken:
Toelichting:
- Hoofdstuk 2 van de toelichting: het relevante beleid van het waterschap en gemeenten voor dit plan wordt opgenomen in de toelichting. Het tekstvoorstel van het HDSR uit bijlage 1 van haar advies wordt overgenomen in het bestemmingsplan.
- Paragraaf 4.5 (waterparagraaf): de tekst ‘beschermingszone gracht’ wordt gewijzigd in ‘zone waterstaatswerk van de overige waterkering’.
Regels:
- Waarde - Archeologie 1: de regels worden aangepast.
- Waarde - Archeologie 2: dit artikel wordt nieuw toegevoegd.
- Algemene aanduidingsregels: deze worden aangevuld met de regels voor de aanduiding ‘waarde wettelijk beschermd monument’.
Verbeelding
Op de verbeelding worden de volgende waarden onderscheiden:
- Waarde - Archeologie 1
- Waarde - Archeologie 2
- Aanduiding wettelijk beschermd moment